Catwalk

DSC_0193
Mijn tuin wordt wat mij betreft steeds meer een catwalk. Waren de eerste jaren dat ik de tuin had nog een probeersel om hem überhaupt vol te krijgen met een paar fatsoenlijke planten die het enigszins bleven doen, nu begin ik steeds meer zin te krijgen er echt een groot feest van te maken. Met kleuren, vormen, structuren. Met verrassingen, vleiende combinaties en interessante tegenstellingen. En ondanks al dat spektakel wil ik het één geheel laten zijn waarvan je intuïtief het gevoel hebt dat het helemaal klopt.
Zoiets, dat is dus mijn droom.
Zover ben ik nog lang niet hoor.
Maar dit weekend was daar zomaar ineens die blauwe baardiris die me het gevoel gaf dat ik nu echt op weg ben.
Zij is echt het mooiste fotomodel dat ik ooit op mijn catwalk heb mogen laten schitteren.
Wat een souplesse. Wat een overtuigingskracht. Wat een présence.
Ze blies me omver.
Ik hoop jullie nu ook.
DSC_0187
DSC_0189

Heleniums (2)

IMG_2584
Helenium oftewel “zonnekruid” is, de naam zegt het al, een ware zonaanbidder. Het liefst groeien heleniums in natte grond, want van oorsprong komen ze uit gebieden als Kentucky en Missouri, waar ze massaal staan te wuiven op de drassige oevers van de rivieren. Zet een helenium op zanderige, schaduwrijke grond en hij gaat dood van ellende. De beste tijd om heleniums te planten…
Continue reading

Vier de herfst

IMG_3449Mijn collega’s van Psychologie Magazine klaagden de afgelopen dagen steen en been over het weer. Een enkeling had haar winterjas zelfs al aan, inclusief sjaal. “Dit is niet eerlijk: 17 graden en regen!” riepen ze in koor. “Het is verdorie nog augustus, het zou nog zomer moeten zijn!”
“Een vroege herfst is juist geweldig,” zei ik. “Het einde van de zomer is inderdaad niet leuk, maar je krijgt er ook wat voor terug: die sublieme maand september. Vier de herfst, dames!”
Ik hou van september, ik kijk er nu al naar uit. September is relatief nog best warm, en de meeste planten voelen dat ook zo. Ik hou van de dramatische veranderingen in het licht: geen maand die je daar zoveel mee pleziert als september. De zonnestralen komen lager binnen, ze lijken wel dunner te zijn, en van goud. De bladeren van struiken en heggen beginnen gelig te kleuren, en het plantentapijt in de borders doet ook mee aan de show door vager te kleuren. De appels vallen pardoes, rijp en blozend, van de takken: je ruikt de appeltaart al uit de oven komen. En dan die typische septemberochtenden, de heggen en bomen vol met duizenden ragfijne spinnenwebben: o, breekbare, ongrijpbare schoonheid. Ik kom er graag eerder voor mijn bed uit: gewoon zomaar even door de hemel… eh ik bedoel: mijn tuin struinen, er alleen maar zijn, meer niet. Een heerlijke manier om je batterij op te laden voor de nieuwe dag die komen gaat.
Het mooie van september is dat je je planten niet hoort klagen over “te koud”. Ze gaan zonder morren door bij 17 graden en regen. Maar ze kunnen wel een handje hulp gebruiken. Want weet je hoe je je tuin in september nóg mooier kunt maken dan hij van nature al is? Door consequent, dagelijks, alle verwelkte bloemen (inclusief de stengel tot aan een blad of zijscheut) van je vaste planten te halen; dus voordat ze zaad kunnen zetten. Zo lang de dagen (en vooral: de nachten) nog warm genoeg blijven, zullen ze dan nieuwe bloemen blijven aanmaken. En kun jij extra lang van je aardse paradijsje blijven genieten.

Dahliatijd (slot)

IMG_3170Ik had jullie nog beloofd te vertellen wanneer je dahlia’s het beste kunt uitplanten, en wie het op ze gemunt heeft. Uitplanten doe ik in de regel na IJsheiligen, half mei ongeveer: dan is de dreiging van vorst officieel geweken. Voordat ze vanuit de kas (waar ik ze vanaf februari “voortrek”, zoals tuinders dat onder elkaar noemen) hun avontuur buiten aangaan, hard ik ze eerst een week af in de koudebak. Dahlia’s zijn namelijk – net als de meeste planten – gevoelige tiepjes: plotsklaps van de warme kas de buitenlucht in worden gedropt geeft ze enorm veel stress, waardoor ze het de helft minder goed doen. Planten doen alles het liefst langs de lijnen der geleidelijkheid.
Als ik m’n dahlia’s uitplant, zet ik er altijd bamboestokken pal naast, want ze kunnen vrij hoog worden (twee meter halen ze vaak met gemak), en in een drieste zomerstorm knakken hun holle stengels zonder steun al snel om. Het beste is het om die bamboestokken tegelijk met de planten in de grond te zetten, want als je dat pas doet wanneer de plant geruime tijd in de tuin staat, kun je de dahliaknol beschadigen (immers, je ziet dan niet meer waar de knol precies zit).
Met de kleine dahliaknolletjes die je in zakjes in de winkel koopt, moet je trouwens wel engelengeduld hebben: die zijn vrij klein, waardoor er maar een klein plantje uit komt. Pas na een paar jaar worden het grotere knollen en grotere planten (en, heel leuk, de bezoekers in mijn tuin beginnen dan steeds vaker te roepen: ‘O, o, wat zijn je dahlia’s mooi! Hoe krijg je ze zo mooi?’ Gewoon, door geduld, dus. Niks moeilijks aan. Of, nou ja…).
Je doet er goed aan je dahliaknollen om de paar jaar te splitsen – dan heb je twee dahliaplanten in plaats van één, en het is ook beter voor de knollen om af en toe gehalveerd te worden, dat houdt ze fris en fruitig. Halveren kun je het beste doen door een scherpe schop midden op de knol te zetten en hem dan met een ferme duw in één keer doormidden te hakken. Lijkt wreed, maar is alleen maar goed.
De dahliaplantjes die ik uit jonge scheuten heb opgekweekt, plant ik wat later (in juli of augustus) in de tuin. Die baby’s houd ik ook wat meer in de gaten qua uitdroging, maar meestal hebben ze weinig extra zorg nodig.
Je kunt dahlia’s natuurlijk ook in potten op je terras zetten – dahlia’s zijn zalige, sprekende terrasplanten; gezellig om tussen te zitten. Wel veel water geven dan, want zo’n pot droogt in de zomer vaak na een dag al uit.
Dahlia’s zijn redelijk makkelijke planten die je gul van bloemen voorzien, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat er nog wel een addertje onder het gras zit. Of, nou ja, een oorwormpje-of-twee om precies te zijn. Oorwormen zijn namelijk tuk op het ’s nachts eten van dahliaknoppen en -bloemen. Gelukkig zijn daar maatregelen tegen te nemen – en dan heb ik het niet over spuiten. Je kunt kaarsvet in de top van de bamboestokken sprenkelen – want oorwormen rusten overdag in de donkere binnenkant van die stokken, en kaarsvet houdt de deur mooi dicht voor ze. Je kunt ook een donker schuilplaatsje voor ze maken, bijvoorbeeld een klein luciferdoosje dat een beetje openstaat, of een minibloempotje gevuld met bladeren, gras of mos. Dat maak je vast aan de bovenkant van de bamboestok. Overdag, als ze daar hun roes liggen uit te slapen, haal je de beestjes weg. Maar je kunt natuurlijk ook gewoon een paar bloemen opofferen aan de oorwormen – oorwormen doen namelijk ook veel goeds voor je tuin. Ik laat ze meestal hun gang gaan. Leven en laten leven, denk ik dan, en van een paar bloemen minder word ik echt niet minder gelukkig.
IMG_1811

Dahliatijd (3)

IMG_3326

Mits je ze regelmatig kopt, bloeien dahlia’s door tot de eerste vorst – eind oktober, begin november halen ze vaak makkelijk. Er is niets volmaakters dan een donkerrode dahliabloem in gouden oktoberlicht – dat is echt een van de dingen die je in je leven meegemaakt moet hebben, vind ik.
Je ziet het meteen aan een dahlia als het voor het eerst heeft gevroren: in één klap zakt hij als een kaartenhuis in elkaar – echt heel zielig om te zien, je wordt er niet bepaald vrolijk van. Er zit niets anders op de plant op te ruimen en de nog levende knollen uit de grond te halen (bij de eerste vorst gaat de plant bovengronds dood, maar het laagje nog warme aarde isoleert de knollen, waardoor die niet ook meteen doodvriezen). Ik laat altijd een kort stukje van de holle stengels aan de knollen zitten, leg ze vervolgens op hun kop een week te drogen in de kas, en hang een kaartje om hun nek met hun naam – want met meerdere soorten dahlia’s weet ik na de winter echt niet meer welke ook al weer welke was.
Na het drogen leg ik ze in een kartonnen doos gevuld met turfmolm, met de stukjes stengel net boven de oppervlakte. De doos gaat de hele winter in mijn berging, waar het nooit vriest (heb ik uitgevonden na een regelmatige winterse temperatuurcheck). Het is niet zo dat je vervolgens helemaal niet meer naar je dahliaknollen hoeft om te kijken, want ze mogen niet te droog worden – dan verschrompelen ze. Laat ze echter ook niet te nat worden – dan verrotten ze. Eén keer per maand ga ik daarom even bij ze op bezoek en stop ik ze weer lekker in. Meestal gaat het prima met ze en hoef ik geen actie te ondernemen.
Het is altijd een feestelijke gebeurtenis als ik mijn dahlia’s in maart weer tevoorschijn haal. Ook wel een klein overwinninkje op de natuur, want als ik ze in de tuin had laten staan, waren ze nu hoogstwaarschijnlijk morsdood geweest. De knollen gaan bij mij eerst in kleine potten in de kas, waar ze de aangename warmte voelen en daardoor scheuten gaan aanmaken. Dit is het moment om een gouden greep te doen: je snijdt een stukje van zo’n vers frisgroen stengeltje af (zo dichtbij de knol als mogelijk), haalt de meeste blaadjes eraf (ik laat de bovenste drie, vier zitten) en stopt het in een potje – na een paar weken heb je dan een nieuw dahliaplantje, gratis en voor niets! Echt leuk is dat, als je zelf planten kunt kweken op die manier. Ik geef ze graag weg. De ontvanger blij, ik blij, en die dahlia waarschijnlijk ook, met z’n nieuwe baasje.
In mijn volgende post vertel ik wanneer je dahlia’s het beste kunt uitplanten, en wie het gemunt heeft op je dahlia’s.
IMG_3329