De Intratuin heeft mij weer weten te verleiden: ik ben helemaal losgegaan op de zakjes aardbeien-wortelgoed die ze daar sinds kort verkopen.
Aardbei is mijn favoriete vrucht. Zacht, zomers, zurig, zoet.. oeps, als je mij over aarde-beien…
Continue reading
balkon
De tomaten van Jolet
“Falen hoort ook bij tuinieren, hè?” merkte mijn Psychologie Magazine collega Jolet vorige week fijntjes op toen ze op bezoek was in mijn tuin. De week daarvoor
had Jolet mij een foto gestuurd van de tomatenplanten die ze op haar balkon heeft staan, met daarbij de vraag
Continue reading
Nieuwe aardappelen (2)
Het is lang niet altijd gezegd dat aardappels het goed doen in je tuin. Dat hangt erg af van de weersomstandigheden die van jaar tot jaar enorm kunnen verschillen. Dit jaar hebben we over het algemeen een goed aardappeljaar gehad in Nederland: zacht voorjaar, veel zon en genoeg regen, maar ook weer niet te nat. Aardappels hebben namelijk vooral geen zin in in een nat pak. Dat merkten ze enige tijd geleden op de wat lager gelegen akkers in Nederland: daar konden de boeren hun hele oogst als verloren beschouwen na een paar dagen zware regen. Als het langdurig regent en aardappels staan meer dan 24 uur onder water, zijn ze meteen verloren: ze rotten weg waar je bij staat, met als vervelende bijkomstigheid de meest zurige stinkgeur die je je maar kunt voorstellen. Uwgh!
Dit voorjaar, half april, plantte ik zes soorten aardappels in mijn tuin, nadat het gevaar van vorst was geweken, want behalve van vocht houden aardappels ook totaal niet van vorst. Houd in april, de tijd dat aardappels de grond in horen te gaan, het weerbericht dus goed in de gaten. Mocht het onverhoopt toch nog gaan vriezen nadat je je aardappels al hebt gepoot, dan is er niet direct een man overboord. Leg er beschermend vliesdoek overheen, dat geeft net voldoende bescherming om ze door de laatste vorst van het voorjaar heen te loodsen.
De zes soorten die ik dit jaar pootte zijn: Home Guard, Orla, Koopmans Blauwe, Kestrel, Maris Piper en Charlotte. Bij het planten kreeg ik een slimme tip van mijn buurvrouw Minke: zet een stokje bij elke aardappel die je poot – als er daarna namelijk onkruid begint te groeien (en dat gebeurt geheid), zie je in één oogopslag wat je beginnende aardappelplantje is en wat het onkruid dat je weg moet halen.
Welke van mijn zes soorten groeiden het best, welke smaakten het lekkerst? Lees het in mijn volgende post.
BALKONTIP:
Heb je alleen maar een balkonnetje en wil je daar ook graag eens aardappels proberen? Geen probleem, aardappels doen het ook prima in een (redelijk grote) pot. Gewoon vullen met compost, pootaardappel erin, meer hoef je eigenlijk niet te doen (behalve af en toe bijgieten als het te lang droog weer is).
Dahliatijd (slot)
Ik had jullie nog beloofd te vertellen wanneer je dahlia’s het beste kunt uitplanten, en wie het op ze gemunt heeft. Uitplanten doe ik in de regel na IJsheiligen, half mei ongeveer: dan is de dreiging van vorst officieel geweken. Voordat ze vanuit de kas (waar ik ze vanaf februari “voortrek”, zoals tuinders dat onder elkaar noemen) hun avontuur buiten aangaan, hard ik ze eerst een week af in de koudebak. Dahlia’s zijn namelijk – net als de meeste planten – gevoelige tiepjes: plotsklaps van de warme kas de buitenlucht in worden gedropt geeft ze enorm veel stress, waardoor ze het de helft minder goed doen. Planten doen alles het liefst langs de lijnen der geleidelijkheid.
Als ik m’n dahlia’s uitplant, zet ik er altijd bamboestokken pal naast, want ze kunnen vrij hoog worden (twee meter halen ze vaak met gemak), en in een drieste zomerstorm knakken hun holle stengels zonder steun al snel om. Het beste is het om die bamboestokken tegelijk met de planten in de grond te zetten, want als je dat pas doet wanneer de plant geruime tijd in de tuin staat, kun je de dahliaknol beschadigen (immers, je ziet dan niet meer waar de knol precies zit).
Met de kleine dahliaknolletjes die je in zakjes in de winkel koopt, moet je trouwens wel engelengeduld hebben: die zijn vrij klein, waardoor er maar een klein plantje uit komt. Pas na een paar jaar worden het grotere knollen en grotere planten (en, heel leuk, de bezoekers in mijn tuin beginnen dan steeds vaker te roepen: ‘O, o, wat zijn je dahlia’s mooi! Hoe krijg je ze zo mooi?’ Gewoon, door geduld, dus. Niks moeilijks aan. Of, nou ja…).
Je doet er goed aan je dahliaknollen om de paar jaar te splitsen – dan heb je twee dahliaplanten in plaats van één, en het is ook beter voor de knollen om af en toe gehalveerd te worden, dat houdt ze fris en fruitig. Halveren kun je het beste doen door een scherpe schop midden op de knol te zetten en hem dan met een ferme duw in één keer doormidden te hakken. Lijkt wreed, maar is alleen maar goed.
De dahliaplantjes die ik uit jonge scheuten heb opgekweekt, plant ik wat later (in juli of augustus) in de tuin. Die baby’s houd ik ook wat meer in de gaten qua uitdroging, maar meestal hebben ze weinig extra zorg nodig.
Je kunt dahlia’s natuurlijk ook in potten op je terras zetten – dahlia’s zijn zalige, sprekende terrasplanten; gezellig om tussen te zitten. Wel veel water geven dan, want zo’n pot droogt in de zomer vaak na een dag al uit.
Dahlia’s zijn redelijk makkelijke planten die je gul van bloemen voorzien, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat er nog wel een addertje onder het gras zit. Of, nou ja, een oorwormpje-of-twee om precies te zijn. Oorwormen zijn namelijk tuk op het ’s nachts eten van dahliaknoppen en -bloemen. Gelukkig zijn daar maatregelen tegen te nemen – en dan heb ik het niet over spuiten. Je kunt kaarsvet in de top van de bamboestokken sprenkelen – want oorwormen rusten overdag in de donkere binnenkant van die stokken, en kaarsvet houdt de deur mooi dicht voor ze. Je kunt ook een donker schuilplaatsje voor ze maken, bijvoorbeeld een klein luciferdoosje dat een beetje openstaat, of een minibloempotje gevuld met bladeren, gras of mos. Dat maak je vast aan de bovenkant van de bamboestok. Overdag, als ze daar hun roes liggen uit te slapen, haal je de beestjes weg. Maar je kunt natuurlijk ook gewoon een paar bloemen opofferen aan de oorwormen – oorwormen doen namelijk ook veel goeds voor je tuin. Ik laat ze meestal hun gang gaan. Leven en laten leven, denk ik dan, en van een paar bloemen minder word ik echt niet minder gelukkig.
Dahliatijd (3)
Mits je ze regelmatig kopt, bloeien dahlia’s door tot de eerste vorst – eind oktober, begin november halen ze vaak makkelijk. Er is niets volmaakters dan een donkerrode dahliabloem in gouden oktoberlicht – dat is echt een van de dingen die je in je leven meegemaakt moet hebben, vind ik.
Je ziet het meteen aan een dahlia als het voor het eerst heeft gevroren: in één klap zakt hij als een kaartenhuis in elkaar – echt heel zielig om te zien, je wordt er niet bepaald vrolijk van. Er zit niets anders op de plant op te ruimen en de nog levende knollen uit de grond te halen (bij de eerste vorst gaat de plant bovengronds dood, maar het laagje nog warme aarde isoleert de knollen, waardoor die niet ook meteen doodvriezen). Ik laat altijd een kort stukje van de holle stengels aan de knollen zitten, leg ze vervolgens op hun kop een week te drogen in de kas, en hang een kaartje om hun nek met hun naam – want met meerdere soorten dahlia’s weet ik na de winter echt niet meer welke ook al weer welke was.
Na het drogen leg ik ze in een kartonnen doos gevuld met turfmolm, met de stukjes stengel net boven de oppervlakte. De doos gaat de hele winter in mijn berging, waar het nooit vriest (heb ik uitgevonden na een regelmatige winterse temperatuurcheck). Het is niet zo dat je vervolgens helemaal niet meer naar je dahliaknollen hoeft om te kijken, want ze mogen niet te droog worden – dan verschrompelen ze. Laat ze echter ook niet te nat worden – dan verrotten ze. Eén keer per maand ga ik daarom even bij ze op bezoek en stop ik ze weer lekker in. Meestal gaat het prima met ze en hoef ik geen actie te ondernemen.
Het is altijd een feestelijke gebeurtenis als ik mijn dahlia’s in maart weer tevoorschijn haal. Ook wel een klein overwinninkje op de natuur, want als ik ze in de tuin had laten staan, waren ze nu hoogstwaarschijnlijk morsdood geweest. De knollen gaan bij mij eerst in kleine potten in de kas, waar ze de aangename warmte voelen en daardoor scheuten gaan aanmaken. Dit is het moment om een gouden greep te doen: je snijdt een stukje van zo’n vers frisgroen stengeltje af (zo dichtbij de knol als mogelijk), haalt de meeste blaadjes eraf (ik laat de bovenste drie, vier zitten) en stopt het in een potje – na een paar weken heb je dan een nieuw dahliaplantje, gratis en voor niets! Echt leuk is dat, als je zelf planten kunt kweken op die manier. Ik geef ze graag weg. De ontvanger blij, ik blij, en die dahlia waarschijnlijk ook, met z’n nieuwe baasje.
In mijn volgende post vertel ik wanneer je dahlia’s het beste kunt uitplanten, en wie het gemunt heeft op je dahlia’s.
Dahliatijd (2)
Vreemd hè: dahlia’s komen oorspronkelijk uit Mexico, maar ze hebben een Zweedse naam. Dat zit zo: in de 16e eeuw haalden de Spaanse veroveraars ze naar Spanje, om ze als groente te verbouwen. Ze hoopten natuurlijk dat het een soort aardappels zouden zijn, maar helaas: de knollen bleken nergens naar te smaken.
Gek genoeg kwamen de Spanjaarden niet op het idee voor de mooie bloemen te gaan. Dahliabloemen vonden ze toen maar een oninteressant bijproduct, ongeveer zoals wij nu tegen de bloemen van de aardappelplant aankijken. Spanje had in die tijd een exportverbod voor alle planten die uit de Nieuwe Wereld waren meegenomen, maar 200 jaar later was daar godzijdank Anders Dahl: een stoute Zweed die kans zag een paar dahliaknolletjes uit Spanje weg te smokkelen. Hij wist er een paar te kruisen en het duurde niet lang of dahlia’s werden een rage in Europa. Het was inmiddels begin 19e eeuw, het Victoriaanse tijdperk met de opvatting van de maakbare wereld was aangebroken, en de dahlia paste daar naadloos in: het is een plant waar je prima mee kunt kweken en kruisen, én hij paste ook nog eens keurig in de fleurige, met zorg aangelegde tuinen die toen in zwang kwamen.
Anyway, dit geschiedenislesje geef ik je even om duidelijk te maken dat de dahlia dus van oorsprong een plant van rond de evenaar is. Rond de evenaar is het heel warm en altijd om zes uur ’s avonds donker, wat betekent dat de dahlia voornamelijk op warmte reageert, en minder op licht. Dat het gaandeweg onze zomer minder licht wordt, vinden dahlia’s dus geen probleem: ze blijven gewoon lekker aan de lopende band bloemen aanmaken – mits je de uitgebloeide er maar uit blijft halen.
In mijn volgende post vertel ik hoe je jarenlang plezier van je dahlia’s kunt krijgen, en hoe je er zelfs geld mee kunt verdienen.
Dahliatijd
Need I say more na het zien van deze foto? Juli is de maand waarin de dahlia’s helemaal los gaan. En dat doen ze ook in mijn tuin. Het leuke van dahlia’s is dat je er massa’s snijbloemen van kunt afhalen. Sterker nog, de plant houdt daarvan. Elke keer dat je er een paar bloemen met stengel af plukt, stimuleer je hem om met nieuwe knoppen te komen. Zo bloeit hij vrolijk door tot aan de eerste vorst.
Ik vind het een geweldige plant: uitbundig, kleurrijk en voluptueus. Ooit hadden ze een truttig imago maar nu zijn ze weer helemaal hip. En hij is totaal niet kieskeurig, in een mooie grote pot op je balkon doet hij het net zo lief als in de volle grond. De dahlia met de meest fantastische kleur vind ik de Arabian Knight: die is karmozijnrood. Als ik hem zie, denk ik aan fluwelen mantels uit de middeleeuwen, en aan grote, zware donkerrode theater- en bioscoopgordijnen.
Wil je weten hoe je mooie dahlia’s krijgt? En wil je een geheimtip over hoe je heel goedkoop aan dahlia’s kunt komen? Houd mijn blog in de gaten, ik heb zin je er alles over vertellen in mijn volgende post.
TV-tip voor vanavond: wat zit er in potgrond?
Vanavond in het geweldige KRO-programma Keuringsdienst van Waarde de aflevering over potgrond: wat zit erin, waar komt het vandaan? Wat maakt potgrond tot potgrond?
Kijk, dat heb ik nou altijd willen weten. Waarom het bijvoorbeeld verschilt van een zak tuinaarde en een zak compost. Kijken dus!
Keuringsdienst van Waarde, Nederland 3, 20:30-21:05 uur
Grond heb je overal. Maar zit het in een plastic zak, dan heb je potgrond. Speciale grond voor orchidee, buxus of bonsaiboom. Maar wat is dat voor grond, zo speciaal voor in de pot? De Keuringsdienst trekt de natuur in op zoek naar de grond voor de pot.
Cactustip: kom naar buiten allemaal!
Zijn jouw cactussen ook vaak van die zorgenkindjes? Bij mij wel. Zo heb ik momenteel een cactuskind (geadopteerd uit de Intratuin) dat de afgelopen winter om een of andere onverklaarbare reden onder de witte vlekken is komen te zitten. Lang verkeerde ik in de veronderstelling dat cactussen liefst volcontinu pal in de zon staan te roosteren, vlak achter een raam: ik dacht dat dat het dichtst in de buurt kwam van de omstandigheden in hun geliefde thuishaven, de woestijn.
Maar dit voorjaar, met al die enge witte vlekken en zo, besloot ik het over een andere boeg te gooien. Ik zette ze lekker buiten op het balkon – het adagium van mijn tuinbuurvrouw Els in gedachten, die vindt dat planten zoveel mogelijk buiten moeten komen omdat ze daar gezond en sterk van worden.
En ja hoor: ze blijken het er heerlijk te vinden. Ik heb mijn cacti twee maanden geleden op het balkon gezet, en vorige week was ik blij verheugd te zien dat mijn ene zorgenkind ruim de helft minder vlekken heeft, en dat mijn andere cactus zowaar bloemknoppen lijkt te vormen – heeft-ie nog nooit eerder gedaan. Kortom, waar een frisse neus al niet goed voor is.
Buiten staan betekent een grote verandering in een plantenleven: wind tegen je huid, sappig regenwater drinken, vlijtige spinnetjes die lekker tussen je stekels door krioelen, ongefilterd zonlicht op je bolletje, frisse nachten, lekker veel andere plantjes om je heen: wie zal zeggen wat hier de gouden graal is? Ach, het maakt me niet uit, zolang mijn bloedjes van cactuskinderen zich maar senang voelen.
O ja, wat je misschien handig vindt om te weten: cactussen gaan elk jaar door drie fases, namelijk:
-hun rustperiode (van november tot maart – dan zet ik ze in huis, liefst niet te warm: 8 tot 15 graden Celcius vinden ze het fijnst, en, ook niet onbelangrijk: ik geef ze dan geen water)
-hun bloeiperiode (van maart tot juni – dan willen ze liever geen felle zon, en geef ik ze één keer per week een plens water, dat is beter dan elke dag water geven; cactussen vinden het namelijk fijn wanneer hun grond af en toe lekker droog is)
-hun groeiperiode (van juni tot november – dan willen ze graag veel licht en zon, maar ook veel ventilatie, en gedijen ze het best bij temperaturen tussen de 20 en 30 graden. Ook in deze periode krijgen ze bij mij één keer per week een flinke scheut water).
Klinkt dit ingewikkeld? Tja, cactussen zullen het lang blijven doen, ook als je amper naar ze omkijkt. Maar met een klein beetje inlevingsvermogen, tedere aandacht en af en toe buitenspelen gaan ze voor je door het lint.
Oranje creatie
Dit wilde ik jullie niet onthouden: wat je allemaal niet met oranje planten kunt doen.
Afgelopen weekend was ik bij mijn moeder op de koffie en trof daar deze aandoenlijke plantencreatie aan, in de benedenhal van haar flatgebouw. Neergezet door de onderbuurvrouw, die sterk meeleeft met het wel en wee van het Nederlands elftal op het WK in Brazilië.
“Wat denk je?” vroeg buuv, met een tamelijk zorgelijke blik in haar ogen. “Gaan ze het redden vanavond tegen Mexico?”
“Ik hoop het,” zei ik.
Ze boog haar hoofd een beetje opzij: “Ik denk dat ze het heel moeilijk gaan krijgen. Maar ik hoop het zo, hè. Vandaar dat ik hier die plantjes heb neergezet. Een steuntje in de rug.”
Nou, buurvrouw: het heeft geholpen. Laat ze nog even staan tot en met 13 juli, zou ik zeggen. Oranje bloemen zenden goede vibes uit, ik voel het gewoon.