Met enige blijdschap presenteer ik hier een paar succesjes uit de tuin: sjalotten, uien en aardappelen. Dank je wel, aarde! De uien en sjalotten laat ik…
Continue reading
Ongedierte
Bierhotel
Vriendin Manon schoot even in de lach toen ik haar over mijn nieuwe aanwinst vertelde: ik heb een bierhotel gekocht. “Wat gezellig!” zei ze met haar (bijna) altijd vrolijke gezicht. “Daar wil ik ook wel een nachtje logeren.”
“Nee, het is niet voor…
Continue reading
Vet tuinprobleem
Dit moet ik toch effe kwijt vandaag: de laatste tijd zie ik, telkens wanneer in mijn tuin kom, deze gapende gaten in de grond. Het zijn de plekken waar ik…
Continue reading
Dahliatijd (slot)
Ik had jullie nog beloofd te vertellen wanneer je dahlia’s het beste kunt uitplanten, en wie het op ze gemunt heeft. Uitplanten doe ik in de regel na IJsheiligen, half mei ongeveer: dan is de dreiging van vorst officieel geweken. Voordat ze vanuit de kas (waar ik ze vanaf februari “voortrek”, zoals tuinders dat onder elkaar noemen) hun avontuur buiten aangaan, hard ik ze eerst een week af in de koudebak. Dahlia’s zijn namelijk – net als de meeste planten – gevoelige tiepjes: plotsklaps van de warme kas de buitenlucht in worden gedropt geeft ze enorm veel stress, waardoor ze het de helft minder goed doen. Planten doen alles het liefst langs de lijnen der geleidelijkheid.
Als ik m’n dahlia’s uitplant, zet ik er altijd bamboestokken pal naast, want ze kunnen vrij hoog worden (twee meter halen ze vaak met gemak), en in een drieste zomerstorm knakken hun holle stengels zonder steun al snel om. Het beste is het om die bamboestokken tegelijk met de planten in de grond te zetten, want als je dat pas doet wanneer de plant geruime tijd in de tuin staat, kun je de dahliaknol beschadigen (immers, je ziet dan niet meer waar de knol precies zit).
Met de kleine dahliaknolletjes die je in zakjes in de winkel koopt, moet je trouwens wel engelengeduld hebben: die zijn vrij klein, waardoor er maar een klein plantje uit komt. Pas na een paar jaar worden het grotere knollen en grotere planten (en, heel leuk, de bezoekers in mijn tuin beginnen dan steeds vaker te roepen: ‘O, o, wat zijn je dahlia’s mooi! Hoe krijg je ze zo mooi?’ Gewoon, door geduld, dus. Niks moeilijks aan. Of, nou ja…).
Je doet er goed aan je dahliaknollen om de paar jaar te splitsen – dan heb je twee dahliaplanten in plaats van één, en het is ook beter voor de knollen om af en toe gehalveerd te worden, dat houdt ze fris en fruitig. Halveren kun je het beste doen door een scherpe schop midden op de knol te zetten en hem dan met een ferme duw in één keer doormidden te hakken. Lijkt wreed, maar is alleen maar goed.
De dahliaplantjes die ik uit jonge scheuten heb opgekweekt, plant ik wat later (in juli of augustus) in de tuin. Die baby’s houd ik ook wat meer in de gaten qua uitdroging, maar meestal hebben ze weinig extra zorg nodig.
Je kunt dahlia’s natuurlijk ook in potten op je terras zetten – dahlia’s zijn zalige, sprekende terrasplanten; gezellig om tussen te zitten. Wel veel water geven dan, want zo’n pot droogt in de zomer vaak na een dag al uit.
Dahlia’s zijn redelijk makkelijke planten die je gul van bloemen voorzien, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat er nog wel een addertje onder het gras zit. Of, nou ja, een oorwormpje-of-twee om precies te zijn. Oorwormen zijn namelijk tuk op het ’s nachts eten van dahliaknoppen en -bloemen. Gelukkig zijn daar maatregelen tegen te nemen – en dan heb ik het niet over spuiten. Je kunt kaarsvet in de top van de bamboestokken sprenkelen – want oorwormen rusten overdag in de donkere binnenkant van die stokken, en kaarsvet houdt de deur mooi dicht voor ze. Je kunt ook een donker schuilplaatsje voor ze maken, bijvoorbeeld een klein luciferdoosje dat een beetje openstaat, of een minibloempotje gevuld met bladeren, gras of mos. Dat maak je vast aan de bovenkant van de bamboestok. Overdag, als ze daar hun roes liggen uit te slapen, haal je de beestjes weg. Maar je kunt natuurlijk ook gewoon een paar bloemen opofferen aan de oorwormen – oorwormen doen namelijk ook veel goeds voor je tuin. Ik laat ze meestal hun gang gaan. Leven en laten leven, denk ik dan, en van een paar bloemen minder word ik echt niet minder gelukkig.
Drama in de kas
Tsjongejonge, het was wel even een tegenvaller toen ik vorige week blijmoedig mijn kas binnenstapte: mijn zorgvuldig uit zaad opgekweekte aubergines en paprika’s bleken opeens vreselijk te zijn toegetakeld… ja, door wat eigenlijk?
“Een beest dat zich door de lucht voortbeweegt,” was na de eerste schrik mijn gedachte. In het dak van de kas zitten namelijk twee raampjes die bij warm weer automatisch opengaan. Zou mijn nieuwe vijand daar doorheen zijn gekomen? Maar welk beest zou dat dan kunnen zijn? Ik kon niks zinnigs bedenken en voelde me vooral onthand. Na een tijdje schoof ik zelfs richting milde tot stevige depressie. Kan een tuin je dan toch depressief maken? Ik rilde bij de gedachte.
Gelukkig zijn er op dit soort momenten van opperste vertwijfeling altijd nog lieve buurvrouwen met duizend jaar meer tuinierervaring dan ik.
Buurvrouw Els, kordaat en rustig van aard, verscheen ten tonele. Alleen al de kalmte in haar gezicht toen ik haar mijn afgekloven aubergines toonde, deed een zonnestraaltje doorbreken in mijn getormenteerde tuinmansziel.
“O,” zei ze neutraal, terwijl ze mijn paprika’s en aubergines inspecteerde. “Het kan van alles zijn.”
“Ja maar wat moet ik nu DOEN, Els? Ik wil er iets tegen DOEN!” schreeuwde ik het bijna uit.
“Geen gif strooien,” was het eerste wat ze zei. “Anders eet je dat straks ook allemaal weer op. Nee, je moet gewoon eenvoudig beginnen. Haal je aubergineplanten eerst eens even lekker naar buiten; altijd maar binnen in de kas staan maakt kasplantjes van ze. Planten vinden het zalig om in de zomer naar buiten te gaan. Wat dat betreft zijn het net mensen. Lekker de wind door hun bladeren voelen waaien, daar worden ze gezond en sterk van. En spuit ze eens even lekker nat, dan vallen de luizen van het blad, want ik zie dat je ook veel luizen hebt. Kijk eerst eens even of dat helpt. Zo niet, dan zie je wel weer verder.”
Ik zette de aubergine- en paprikaplanten op het terras, gaf ze een weldadige douche en zag de wind door hun bladeren waaien. Ze wuifden lekker mee in de wind. Het zag er goed uit; ook ik klaarde ervan op.
Totdat me opeens iets opviel aan de potten waar ze in stonden: nee.. het zou toch niet? Zag ik daar op de zijkant een dikke vette naaktslak zitten? Ja hoor, inderdaad. En op een andere pot zag ik er nog een, en nog een.. En toen ik onder de potten keek, zag ik dat nog meer kleine slakjes zich schuil hielden. Dus toch: ik was weer eens ingehaald door slakken, de traagste beesten op aarde. En dat terwijl ik in de zalige waan had verkeerd dat er in elk geval één plek in mijn tuin was waar ze niet konden komen. Nou, mooi wel dus.
Anyway, ik heb er van geleerd dat je behalve je tuin ook regelmatig je kas op slakken moet inspecteren. En dat je de potten die je op je terras hebt staan, ook zo nu en dan moet omkeren; daar bleken bij nadere inspectie namelijk ook slakken onder te zitten.
En, hoe gaat het nu psychisch met me? Ik ben de schok weer redelijk te boven. Ik realiseer me nu dat het hele drama niks nieuws onder de zon is. Teleurstellingen horen bij het leven, dus ook bij de tuin. Ik ben blij dat ik weer iets over slakken heb geleerd. En dat ik een fijne buurvrouw heb.
O nee: slakken! (7, slot)
Ik sluit mijn Slakkenweek af met het k-woord waar veel tuinders uiteindelijk (ook ik dus, vorig jaar) toch vaak voor door de knieën gaan, omdat het zoveel gemak geeft: korrels!
Ik bespreek hier drie soorten slakkenkorrels:
1. Standaard korrels. Dit zijn de giftigste, ik zou ze daarom absoluut nooit gebruiken. Ze zijn namelijk niet alleen dodelijk voor slakken, ook voor vogels en zoogdieren. Maar ja, zit je met de situatie dat niks anders helpt in jouw tuin, dan wil je ze misschien toch gebruiken, dat snap ik ook weer. Strooi er dan in elk geval slechts eentje per keer, en leg die ene korrel dan onder een stuk hout of een sinaasappelschil, in de buurt van de planten die je wilt beschermen. Gooi de volgende dag de dode slakken meteen in de vuilnisbak, dan kunnen vogels er niet mee aan de haal gaan.
2. Organic korrels. Bijvoorbeeld die van Ecostyle, die ik vorig jaar (shame on me!) gebruikte. Er zit ijzerfosfaat in, en bepaalde zuren. Sommige van die zuren zijn dodelijk voor aardwormen en andere heilzame bacteriën in je tuinaarde. Toch maar liever niet kopen dus, zou ik zeggen. Of gebruik ze anders, als het echt moet, alleen op de manier zoals ik hierboven aangaf bij de standaard slakkenkorrels.
3. Korrels die zijn gemaakt van… je raadt het nooit: wol! Daar zitten godzijdank geen nare chemicaliën in. Je graaft een gleufje van 10 cm diep rond je plant en legt daar de wolkorrels in. Slakken vinden het niet fijn om over die barrière heen te moeten klauteren. Nadeel: als het regent, vallen je wolkorrels al snel uit elkaar, terwijl je ze dan het meest nodig hebt, want hoe natter het weer, hoe meer slakken er actief zijn. En een ander nadeel: ze zijn vrij duur.
Enfin, dat was het dan: mijn Slakkenweek. Heb ik je met al mijn heftige slakkenverhalen ontmoedigd nog langer gezellig met plantjes in de weer te gaan? Denk je: als dit de harde realiteit is, dan is er geen lol meer aan, dan kies ik subiet een andere hobby? Zeg dan nu alsjeblieft onmiddellijk ‘stop!’ tegen die gedachte. Ik zou je willen adviseren: doe gewoon wat je kunt, en accepteer dat je slakken nooit helemaal zult kunnen uitbannen. Dat zou trouwens ook helemaal verkeerd zijn, want je tuin heeft ook slakken nodig, om al je plantafval af te breken. Mijn groenevinger-buurvrouw Minke zei laatst tegen me: “Probeer gewoon te ZIJN, Edwin, met alles wat er IS in je tuin.” Gelijk heeft ze. En trouwens, die houding komt je van pas in je hele leven. Minke en Boeddha zijn zo gek nog niet.
O nee: slakken! (6)
Weet je wat ik gisteren bij de Coffee Company heb gehaald? Nee, geen trendy Flat White of een Iced Latte, maar lekkere koffieprut! En het was nog gratis ook:-)
Heb je namelijk net als ik last van slakken in je tuin, of misschien op je balkon? Ga dan voor sluitingstijd naar de Starbucks of de Coffee Company bij jou om de hoek, en vraag of je een zak met koffieprut van ze mag hebben. Strooi daarvan een laagje van 3 cm hoogte rond je plantjes. Slakken vinden koffieprut namelijk heel smerig en maken rechtsomkeert. Daaag jongens, tot nooit meer ziens!
Vandaag is het alweer dag 6 van mijn Slakkenweek, en beloofd is beloofd: hier nog een serie tips om je te wapenen tegen slakken:
-Zorg dat er in de buurt van je groente en andere lievelingsplanten zo weinig mogelijk slakkenschuilplaatsen zijn. Slakken zitten namelijk graag in donkere, vochtige hoekjes, zoals in stukjes muur waar het cement een beetje los zit. Wat ze ook hemels vinden, is lang gras. Maai dus minimaal 1 keer in de week – dat vindt je gras trouwens ook heel fijn (ik weet het, er zijn echt leukere dingen te bedenken dan grasmaaien, maar verheug je op het bevredigende gevoel NA het maaien, zou ik zeggen). Slakken zitten trouwens ook graag onder onkruid. Zorg dus dat je geen onkruid in de buurt hebt staan (vooral in de maand voordat je gaat zaaien en planten is dat van belang).
-Mulch je grond met compost. En dan bedoel ik niet dat je de compost door je grond heen mengt, nee, leg het er alleen maar bovenop. Dan krijg je a.) de beste grond voor je planten om in te groeien, en b.) een losse bovenlaag waarin slakken minder makkelijk kunnen voortbewegen. Kijk alleen wel uit dat je niet te veel ongecomposteerde materialen in je compost hebt zitten, dat trekt slakken namelijk juist weer aan. Zet om die reden ook niet je compostbak vlak naast je groenteborders.
-Plant je groente zo veel mogelijk op een zonnige, vrijstaande plek, uit de buurt van schaduwgevende muren en planten met veel blad (daar schuilen slakken namelijk graag onder).
-Kies groentesoorten waar slakken minder van houden, zoals overblijvende groenteplanten (je kunt denken aan aardpeer, asperge, kardoen of palmkool).
-Sluit vrede met het idee dat je onvermijdelijk een aantal planten zult verliezen in je strijd met de slakken. Slakkenellende is nu eenmaal part of the game! Wanneer je aangevreten zaailingen een week of twee geen groei laten zien, kun je er donder op zeggen dat de slakken ze al te veel te grazen hebben genomen. Soms denk je, zoals ik van de week: o, gelukkig, dit plantje is nog niet zo erg aangevreten. Maar vervolgens krabde ik mij op mijn achterhoofd: waarom groeit dit plantje niet? Toen kwam de aap uit de mouw: het plantje bleek geen wortels meer te hebben, en stond als een losse stengel in een bloemenvaas – slakken vreten dus soms ook doodleuk de wortels van je plantjes weg. Het enige wat er dan op zit, is uithuilen en opnieuw beginnen met zaaien.
En dan kun je nog het volgende doen:
Dek zaailingen af totdat ze groot en sterk genoeg zijn om met slakkenvraat te kunnen dealen. Je kunt er bijvoorbeeld omgekeerde bloempotten overheen zetten. Denk er wel aan dat er een gaatje of twee in de bodem van die potten moet zitten, voor het doorlaten van een beetje zonlicht. Haal de pot pas weg als je plantjes genoeg wortels hebben, want vanaf dat moment kunnen ze een beetje slakkengeknabbel meestal wel overleven. Nadeel van de omgekeerde-pottenmethode: je plantjes groeien langzamer en ontvangen weinig of geen regenwater. En, eerlijk is eerlijk: ik heb gemerkt dat er af en toe toch een verdwaalde slak zo’n omgekeerde pot weet binnen te dringen (hoewel ze minder onder terracotta potten zitten en meer onder plastic potten). Anyway, gewoon altijd alert blijven dus.
-Bewater je plantjes alleen ’s ochtends. ‘s Avonds is het grondoppervlak dan opgedroogd, en dus minder aantrekkelijk voor slakken. Of geef je planten in één keer heel veel water, in plaats van elke dag een beetje. Dan zakt het water de grond in, zijn de wortels langere tijd voorzien van vocht, en blijft tegelijkertijd het aardoppervlak langere tijd droog. Wist je trouwens dat verse compost langer water vasthoudt? Nog een reden dus om elk jaar je borders op te hogen met verse compost.
-Laat je aandacht niet verslappen als het zomer wordt en je planten er lekker stevig uitzien. Je hoeft namelijk maar een paar natte dagen te krijgen of je kunt al een enorme slakkenexplosie meemaken. Zorg dus dat er geen puin of hout of rottende plantenresten rond je planten slingeren waar slakken onder kunnen schuilen.
-Inspecteer je planten die lange tijd in je tuin staan, zoals bijvoorbeeld koolsoorten. Vooral onder de onderste, vaak vergeelde bladen, willen nogal eens slakken schuilen.
-Leg koperen ringen rond je planten (of maak ze vast aan de buitenkant van je potten, wanneer je groente in potten kweekt), daar krijgen slakken een elektrisch schokje van, waarna ze vlug de andere kant op kruipen. Let wel op overhangende bladeren, want die gebruiken slakken als brug naar de rest van je plant.
-Sinds kort zijn er nieuwe, ecovriendelijke middeltjes op de markt, zoals ‘Grazer G2’ (www.grazers.co.uk): milieuvriendelijke vloeistof die je op bladeren kunt spuiten, waardoor slakken ze niet meer lekker vinden.
-Of doe wat mijn groenevinger-buurvrouw Minke doet: maak een slakkenval van een stuk oud hout. Het enige wat je hoeft te doen, is een stuk hout in de buurt van je planten leggen. Slakken verschuilen zich daar overdag namelijk graag onder. Til simpelweg om de zoveel tijd het hout op, en je plukt zo een hele slakkenfamilie weg. Volgens Minke heeft ze door haar methode veel minder last van slakken. Zo’n slakkenval spreekt mijn eerdere tip tegen, namelijk dat het met de hand weghalen van slakken de slakkenpopulatie in je tuin juist stimuleert. Tja. Ik zou zeggen: probeer het uit en kijk of het bij jou werkt.
Morgen, tot besluit van mijn Slakkenweek, hét onderwerp waarover tuinders het maar niet eens kunnen worden: slakkenkorrels.
O nee: slakken! (5)
‘Huh, Edwin, wat heb je nu weer in je koelkast liggen?’
‘Wormen!’
‘Get out! Wat vies!’
Nou, dat zit zo: dit is phasmarhabditis hermaphrodita. Oftewel minuscule wormpjes die niets liever doen dan in je slakken kruipen, ze infecteren met een dodelijke ziekte, en ze vervolgens van binnenuit opvreten. In mijn strijd tegen de slakken is niets me teveel, dus heb ik afgelopen woensdag deze wormwezens rond mijn ernstig bedreigde groenteplanten gestrooid.
Maar.. wacht eens even… moet dat niet een gruwelijke dood zijn voor die slakken? Het antwoord is: ja. Sorry dames en heren, ik kan het niet mooier maken dan het is. Maar ja, het is wel een ecovriendelijke aanpak, want je laat de natuur zijn werk doen. ‘Pardon, dit is toch ontzettend wreed om te doen?’, hoor ik nu al mijn collega J. (die vandaag jarig is, gefeliciteerd trouwens!) verontwaardigd roepen – J. doet zelfs geen mug kwaad: die beestjes vangt ze in een kopje, om ze vervolgens buiten verder te laten fladderen. Tja, wreed, wreed… wat is wreed? De natuur IS toch gewoon wreed?
Vandaar dat ik van de week een legertje phasmarhabditis hermaphrodita op mijn slakken heb afgestuurd. Die phasmarhabditissen kun je online bestellen (zie onder) en je krijgt ze, gemengd met een soort kleipoeder en in slapende toestand, thuisgestuurd. Tot het moment van gebruik dien je ze in de koelkast te bewaren, omdat ze anders in de verpakking tot leven komen. Meng ze met 20 liter lauwwarm water en ze worden wakker, en hopsakee, giet de moordenaars maar rond je planten (doe dat binnen een halfuur, anders sterven ze alweer af). Als de grond maar warm en nat genoeg is, slaan ze aan het broeden, en er ontstaat een hele kolonie die zes weken effectief blijft tegen slakken. Je moet het niet op een stralend zonnige dag doen, want die beestjes kunnen niet tegen UV-straling. En let op dat je het wormmengseltje zuinigjes rondgiet, want ik was een beetje te kwistig en bij mij was na 10 vierkante meter de 20 liter dus al op. Nou ja, hopelijk doen de wormen nu dubbel hun best voor me, nu ik ze zo gezellig dicht bij elkaar heb gezet.
Morgen dag 6 van mijn Slakkenweek, met nog meer antislakkentips.
Kooptip: phasmarhabditis hermaphrodita kun je bijvoorbeeld bestellen via www.biocontrole.nl. Een zakje met 6 miljoen wormen is goed voor 20 vierkante meter tuin en kost 20,50 euro.
O nee: slakken! (4)
Vandaag, op dag 4 van mijn slakkenweek: nog meer tips tegen slakken.
-Good old Maarten’t Hart liet het onlangs zien in zijn tuinprogramma: zet verschillende groentes door elkaar in de tuin. Slakken houden namelijk niet even veel van alle soorten planten. Ze worden bijvoorbeeld compleet lyrisch van rode kool, en hebben veel minder met uien. Zet dus geen mooi strak lijntje rode kooltjes neer, dan maak je het je slijmerige vijanden namelijk wel erg makkelijk: ze hoeven dan alleen maar het rijtje af te gaan. Beter is het om tussen je rodekool bijvoorbeeld wat sla te planten, als een soort offer aan de slakken: ze marcheren dan rechtstreeks naar die sla, en laten je rodekool redelijk ongemoeid; die vinden ze namelijk net ietsje minder lekker.
-O ja, en wat heel belangrijk is: blijf vooral kalm. Denk aan het motto van de beroemde Acceptance and Commitment Therapy: verander wat je kunt veranderen en accepteer het onveranderlijke. Kijk dus niet vreemd op als je van de zomer bij het oogsten van een krop sla ineens een handvol slakken te pakken hebt. Nee, blijf gewoon rustig ademhalen en denk: niks aan de hand. Scheur de aangevreten randjes eraf, was je sla goed (maar dat deed je toch al), en eet hem vervolgens gewoon lekker op. Helemaal niks mis met die sla; dat zeiden de slakken immers ook al. ‘Hoe meer slakkenvraat er aan een groenteplant zit, hoe lekkerder die is, want slakken weten wel wat lekker is,’ zei Maarten ’t Hart heel droog in zijn tuinprogramma. Ik ben het roerend met hem eens.
Morgen dag 5 van mijn slakkenblogweek: hoe ik zojuist mijn toevlucht heb gezocht tot minuscule wormpjes, de natuurlijke vijanden van naaktslakken.
O nee: slakken! (3)
Vreedzame coëxistentie: dat is het hoogst haalbare in de strijd tegen slakken in je tuin. Hier nog meer tips voor hoe je zo min mogelijk last hebt van die onvermijdelijke krengetjes:
-Doe er alles aan je planten zo gezond mogelijk te houden: dan heb je de grootste kans dat ze slakkenvraat overleven. Geef ze dus genoeg water. Bescherm ze tegen wind en verbranding van de zon. Zorg dat je tuinaarde mooi los en goed bemest is (gebruik het liefst zelfgemaakte compost van planten die in jouw tuin hebben gestaan – daar doen je planten het ’t best op). En, mind you: zet geen planten in je tuin die niet van het Nederlandse klimaat houden, of die een heel ander type grond lekker vinden om in te wortelen, want die zullen altijd minder gezond en sterk zijn, en dus eerder bezwijken aan slakken-gesnack.
-Zaai niet te vroeg. Slakken zijn namelijk het meest dol op jong, kakelvers blad, en dat moet je zo kort mogelijk ter beschikking stellen. Hoe later je zaait, hoe sneller je planten volwassen en weerbaar zijn.
-Doe alsof je jonge plantjes rekruten zijn die door jou worden klaargestoomd voor het slagveld. Kortom: zorg dat ze straks zo gehard zijn dat ze de vijand kunnen verslaan. Geef jonge plantjes dus geen extra bemesting: dat stimuleert de groei van sappige blaadjes en dunne, slappe steeltjes, en die staan op nummer 1 op de lekkernijenlijst van slakken.
Het is het beste jonge plantjes zo langzaam mogelijk te laten groeien, dan hebben ze niet van dat sappige blad. Geef je zaailingen dus niet teveel water en zet ze niet te warm. Maar wees ook weer niet al te spartaans voor je nieuwe plantjes, want dan raken ze gestresst en zijn ze eerder een slakkenprooi. Denk je nu: jemig, wat een gedoe? Okay, ik geef toe: dit is hogere wiskunde. Maar ja, je moet maar zo denken: leren doe je met vallen en opstaan. Morgen deel 4 van mijn slakken-saga.