Vreedzame coëxistentie: dat is het hoogst haalbare in de strijd tegen slakken in je tuin. Hier nog meer tips voor hoe je zo min mogelijk last hebt van die onvermijdelijke krengetjes:
-Doe er alles aan je planten zo gezond mogelijk te houden: dan heb je de grootste kans dat ze slakkenvraat overleven. Geef ze dus genoeg water. Bescherm ze tegen wind en verbranding van de zon. Zorg dat je tuinaarde mooi los en goed bemest is (gebruik het liefst zelfgemaakte compost van planten die in jouw tuin hebben gestaan – daar doen je planten het ’t best op). En, mind you: zet geen planten in je tuin die niet van het Nederlandse klimaat houden, of die een heel ander type grond lekker vinden om in te wortelen, want die zullen altijd minder gezond en sterk zijn, en dus eerder bezwijken aan slakken-gesnack.
-Zaai niet te vroeg. Slakken zijn namelijk het meest dol op jong, kakelvers blad, en dat moet je zo kort mogelijk ter beschikking stellen. Hoe later je zaait, hoe sneller je planten volwassen en weerbaar zijn.
-Doe alsof je jonge plantjes rekruten zijn die door jou worden klaargestoomd voor het slagveld. Kortom: zorg dat ze straks zo gehard zijn dat ze de vijand kunnen verslaan. Geef jonge plantjes dus geen extra bemesting: dat stimuleert de groei van sappige blaadjes en dunne, slappe steeltjes, en die staan op nummer 1 op de lekkernijenlijst van slakken.
Het is het beste jonge plantjes zo langzaam mogelijk te laten groeien, dan hebben ze niet van dat sappige blad. Geef je zaailingen dus niet teveel water en zet ze niet te warm. Maar wees ook weer niet al te spartaans voor je nieuwe plantjes, want dan raken ze gestresst en zijn ze eerder een slakkenprooi. Denk je nu: jemig, wat een gedoe? Okay, ik geef toe: dit is hogere wiskunde. Maar ja, je moet maar zo denken: leren doe je met vallen en opstaan. Morgen deel 4 van mijn slakken-saga.