Mijn collega’s van Psychologie Magazine klaagden de afgelopen dagen steen en been over het weer. Een enkeling had haar winterjas zelfs al aan, inclusief sjaal. “Dit is niet eerlijk: 17 graden en regen!” riepen ze in koor. “Het is verdorie nog augustus, het zou nog zomer moeten zijn!”
“Een vroege herfst is juist geweldig,” zei ik. “Het einde van de zomer is inderdaad niet leuk, maar je krijgt er ook wat voor terug: die sublieme maand september. Vier de herfst, dames!”
Ik hou van september, ik kijk er nu al naar uit. September is relatief nog best warm, en de meeste planten voelen dat ook zo. Ik hou van de dramatische veranderingen in het licht: geen maand die je daar zoveel mee pleziert als september. De zonnestralen komen lager binnen, ze lijken wel dunner te zijn, en van goud. De bladeren van struiken en heggen beginnen gelig te kleuren, en het plantentapijt in de borders doet ook mee aan de show door vager te kleuren. De appels vallen pardoes, rijp en blozend, van de takken: je ruikt de appeltaart al uit de oven komen. En dan die typische septemberochtenden, de heggen en bomen vol met duizenden ragfijne spinnenwebben: o, breekbare, ongrijpbare schoonheid. Ik kom er graag eerder voor mijn bed uit: gewoon zomaar even door de hemel… eh ik bedoel: mijn tuin struinen, er alleen maar zijn, meer niet. Een heerlijke manier om je batterij op te laden voor de nieuwe dag die komen gaat.
Het mooie van september is dat je je planten niet hoort klagen over “te koud”. Ze gaan zonder morren door bij 17 graden en regen. Maar ze kunnen wel een handje hulp gebruiken. Want weet je hoe je je tuin in september nóg mooier kunt maken dan hij van nature al is? Door consequent, dagelijks, alle verwelkte bloemen (inclusief de stengel tot aan een blad of zijscheut) van je vaste planten te halen; dus voordat ze zaad kunnen zetten. Zo lang de dagen (en vooral: de nachten) nog warm genoeg blijven, zullen ze dan nieuwe bloemen blijven aanmaken. En kun jij extra lang van je aardse paradijsje blijven genieten.