Tijdens de Open Tuinen Dagen in de Amsterdamse grachtengordel wemelde het afgelopen weekend van de bezoekers. Ik was er een van. Het was leuk om eens een kijkje te nemen achter die beroemde grachtenpanden. Het zijn…
Continue reading
Tuinontwerp
Sneeuw!
Hoera, afgelopen nacht is hier in Amsterdam de eerste substantiële sneeuw van deze winter gevallen. Mijn hart maakte een sprongetje toen ik vanochtend…
Continue reading
Less is more
In andermans tuin lekker tekeer gaan met de snoeischaar: dat deed ik afgelopen weekend samen met een stel medecursisten van de tuiniercursus die ik dit najaar aan het volgen ben.
Normaalgesproken zitten we…
Continue reading
Heleniums
Psstt… ik ga je iets verklappen: hier is-ie dan, mijn favoriete bloem. Vriend Thaloen heeft mij ooit eens geleerd dat je nooit dingen met elkaar moet vergelijken – “Alles in het leven staat op zich,” zegt hij – maar voor heleniums…
Continue reading
Waar is dit?
Nee, dit is niet de Provence…
Vorige week, in mijn post over lavendel, schreef ik dat ik zo houd van de eindeloze paarse lavendelvelden die je daar in de zomer overal tegenkomt
Wie schetste mijn verbazing toen ik van de week het Waterlooplein in Amsterdam overstak: daar staat zowaar lavendel tussen de olijfboompjes. Geen eindeloze velden zoals in de Provence, maar toch: ontegenzeggelijk lavendel waar je niet omheen kunt, en het zijn best royale rijen. Chapeau gemeenteplantsoenendienst! Niet langer vijf verschillende harde kleuren petunia’s op een rijtje, maar Provence-achtige taferelen in hartje Amsterdam. We beginnen het te leren hier in Nederland.
Lavendel experiment
Hier staan ze dan, keurig uitgestald op een rijtje: de drie lavendelplantjes die ik deze week kocht bij het tuincentrum. Elk plantje is van een andere soort: het zijn Lavandula angustifolia Felice, Lavandula angustifolia Hidcote en Lavandula angustifolia.
Met opzet koos ik drie verschillende lavendels, omdat ik eens een keer een experiment wil doen met lavendel: ik heb ze op dezelfde plek in mijn tuin gezet, naast elkaar, en nu maar afwachten wie van de drie het daar het beste zal doen.
Ik ben tot dit bijzondere experiment overgegaan omdat ik in de loop der jaren een beetje huiverig ben geworden voor lavendel. Reeds drie keer eerder plantte ik lavendels, op verschillende plekken in mijn tuin, en eventjes deden ze het best leuk hoor, maar na de bloei en de winter bleef er bitter weinig van over, en waren ze zo zielig geworden dat ik het niet langer kon aanzien. Van ellende gooide ik ze maar op de composthoop.
Waarschijnlijk was het te zompig waar ze stonden, denk ik nu. En hoewel ze best wat zon kregen, was het misschien toch niet zonnig genoeg voor ze. Lavendels zijn namelijk rupsjes-nooit-genoeg wat zon betreft: ze laten zich het liefst de godganse dag geselen door de volle zon, en dan ook nog eens in hele droge grond die geen spatje water vasthoudt (jij en ik zouden allang het loodje hebben gelegd onder dat soort omstandigheden). Het is dus niet zo gek dat je lavendel vooral in de zomer in de gortdroge Provence ziet. O, de Provence in de zomer! Die staat voor mij gelijk aan de lavendelhemel. Al die ellenlange velden paars die zich daar rondom je uitstrekken geven me een bijzonder geluksgevoel; helemaal als er een ondergaande of opkomende zon achter wordt geplakt, en je de unieke lavendelgeur erbij ruikt, die nergens mee te vergelijken is. Veel beter dan dat gaat het niet worden in het leven.
Daarom wil ik toch steeds weer lavendel, traumatische ervaringen of niet. Want waar vind je nou een plant die stoer en lieftallig tegelijk is? Die precies die kleur paars heeft die associaties oproept met fijnzinnigheid en schoonheid? Die een chique uitstraling heeft en die je in een speciale stemming brengt – vooral als je het zomerse licht zo mooi tussen de stengels door ziet schitteren?
Nou ja, hopelijk gaat mijn experiment duidelijkheid verschaffen, en ga ik de juiste lavendelsoort vinden die het bij mij wil doen. Ik heb m’n drie plantjes in elk geval op een zeer zonnige plek gezet, in hele arme grond die vol stenen en zand zit, langs het randje van mijn tuin, aan een grindpad. Als het goed is, gaan ze straks een beetje over het pad heen hangen, en zul je die lelijke stoeprand tussen het pad en mijn tuin niet meer zien. De 90 cm hoge bloemen zullen dan tegen je benen strijken wanneer je over dat pad loopt, waardoor je neusgaten vol lopen met die geur-uit-duizenden. Ik ben helemaal in mijn nopjes met mijn plan; lavendel staat altijd het fijnst langs een pad, vind ik.
Psst: stiekem hoop ik dat mijn nieuwe lavendels er net zo gaan uitzien als op de foto hierboven, bij de buren een eindje verderop. Zij hebben hun lavendels ook langs het grindpad staan, op eenzelfde soort plek als ik. Daarom denk ik dat het bij mij dit keer ook goed gaat komen met de lavendel. Wat de buren kunnen, kan ik ook.
LAVENDELTIPS
En o ja, hier heb ik nog twee handige lavendeltips voor je (mensen met balkons opgelet):
1. Wist je al wat het GEHEIM van langlevende lavendel is? Je moet de stengels die hebben gebloeid rigoureus terugsnoeien (denk erom: niet het houtige deel van de plant snoeien). En in het voorjaar moet je ook de rest van de plant aardig terugsnoeien (maar nog wel wat blad laten staan alsjeblieft). Als ze het leuk bij je vinden, en er komen geen al te koude winters, gaan je lavendels op die manier tijden mee.
2. Lavendel is een diehard: hij kickt erop om op de rand van uitdroging te balanceren. Daarom is het ook een uitermate geschikte plant voor in een pot, liefst op een balkon waar je de hele dag wegsmelt van de hitte. In een pot zijn het de makkelijkste planten die je maar kunt bedenken. Normaalgesproken moet je planten in potten in de zomer scherp in de gaten houden qua watertoevoer, maar lavendel in een pot kun je totaal aan zijn lot overlaten. Echt, hij doorstaat de ernstigste vormen van verwaarlozing. En met zijn bolvormige groei ziet hij er ook nog eens geweldig uit in een pot. Zet hem liefst een terracotta pot, dat kleurt mooi bij dat zilverachtige, harige groen en die paarse bloemen.
Onvoorziene gasten zijn het leukst
Het geheim van een heerlijke tuin is dat je sommige planten die het doen als een tierelier, gewoon lekker hun gang laat gaan. Er is namelijk niets fijners dan jezelf kunnen onderdompelen in een portie onstuimig groeiende zaligheid.
Als het dan ook nog eens onverwachte gasten zijn die zelf hebben besloten bij jou in je tuin te komen staan, wordt het helemaal leuk – onkruid daargelaten natuurlijk, maar er zijn vaak verrassend mooie planten die de natuur zomaar gratis en voor niks in je schoot werpt.
Ik weet: je hebt van die hardliners die het totaal niet met me eens zijn – hun tuin mag geen millimeter afwijken van hun zorgvuldig uitgedokterde kleuren- en plantenschema’s. Die mensen hebben heus wel gelijk als ze zeggen dat het basisprincipe van tuinieren juist het naar je hand zetten van de natuur is, maar voor mij wordt tuinieren pas echt leuk als ik me ook laat verrassen door het onverwachte. Alleen dan maak je van die bijzondere tuinervaringen mee die je uit jezelf tillen. Ik vind: balancerend op het randje van anarchie komt je tuin het dichtst bij de hemel.
Mijn buurvrouwen Marjon en Puck denken er net zo over. Afgelopen weekend riepen ze enthousiast vanaf de andere kant van de sloot naar me: “Hé gelukkige tuinman, kom je even kijken naar onze plant die is komen aanwaaien? Hij is zo schitterend, en nu begint hij ook nog zo mooi te bloeien. De eerste bloem is net vandaag uitgekomen!”
Ik liep naar hun tuin en zag de majestueuze wilde distel die bij de dames aan het groeien is als kool: zo’n twee bij twee meter groot. “We hebben er niets voor gedaan,” zei Marjon. “Ineens stond hij er. Ongelooflijk toch?”
We stonden met z’n drieën vol ontzag te kijken naar het natuurspektakel dat zich voor onze ogen afspeelde. Alsof we even wilden kennismaken met deze onvoorziene gast, voelden we aan de naalden van z’n eerste bloem – au! Inderdaad: echt een hele scherpe distel. Hij gaf een subtiel maar toch ook echt pijnlijk soort prikje dat ik nog nooit eerder had gevoeld bij andere distels. En dan die ongeëvenaarde kleur paars van de bloem, en de zilverige bloemblaadjes daaronder. Even vergaten we dat we in Amsterdam-Noord aan de sloot stonden. De botanische tuin van Mexico City: dat was waar we waren beland.
Wat zet ik op mijn balkon?
“Welke planten moet ik toch in vredesnaam op mijn balkon zetten?” Die vraag krijg ik regelmatig van vertwijfelde stadsbewoners. “Op welke windrichting staat je balkon?” is dan altijd mijn eerste vraag, en de tweede: “Hoeveel zon en wind heb je daar?”
Want dat zijn de eerste dingen waar je op moet letten voordat je een plant toevertrouwt aan het microklimaat van je balkon – wat een wereld op zich is. Sommige planten raken totaal overstuur van de hele dag felle zon, terwijl anderen juist knetterdepressief worden van teveel schaduw.
De volgende vraag die ik meestal stel, is: “Wat ben je zelf eigenlijk voor type?” Want als je een zonnig balkon hebt en van zonaanbiddende dahlia’s houdt, moet je tamelijk consciëntieus van aard zijn: je zult ze echt regelmatig water moeten geven – op sommige zomerse dagen wel twee keer per dag. Plantenouder zijn is dus net zoiets als een hond hebben die elke dag moet worden uitgelaten: je moet er maar zin in hebben. Overigens zijn er nog veel meer dingen waar je op kunt letten bij het bepotten van je balkon, wat een hele wetenschap op zich is. Het zou een beetje te veel worden als ik daar nu allemaal op zou ingaan; graag doe ik dat in latere posts deze zomer.
Bovenstaande foto heb ik deze week gemaakt op het balkon van mijn buurman Loek.
Loek heeft de beplanting van zijn balkon grondig aangepakt. Hij heeft een hoveniersbedrijf ingehuurd dat weer een staalbedrijf inhuurde dat een grote balkonbak-op-maat voor hem fabriceerde. De bak is gemaakt van een speciaal soort staal, cortenstaal geheten (ijzer waaraan koper, fosfor, silicium, nikkel en chroom zijn toegevoegd, om precies te zijn). Het bijzondere van cortenstaal is dat het door de inwerking van het weer een bruine roestkleur krijgt, waardoor Loeks balkon er straks, over een jaartje, heel hip zal uitzien.
Loek heeft lang op zijn chique plantenbak moeten wachten (hij bestelde hem al in november, en pas afgelopen week kreeg hij hem), maar het resultaat is er naar: een stoere bak over de hele breedte van zijn balkon. Het gelikte zit hem niet alleen in dat hippe cortenstaal dat heel goed past bij de architectuur van het flatgebouw waar we wonen, maar ook in de onderkant van de bak, vind ik: die is speciaal in een wigvorm gemaakt, zodat de bak qua vorm precies aansluit op de dakvormige bovenkant van de balkonrand:
Toen de bak afgelopen week werd geplaatst en er nog geen planten in stonden, moest Loek wel even wennen. De bak leek een beetje op een doodskist, vond hij. Maar toen kwamen de plantjes erin en nu is die associatie weg. De hoveniers hebben slimme keuzes gemaakt qua planten, want Loeks balkon ligt op het noordwesten, krijgt geen zeeën van zon, en het kan er op winderige dagen behoorlijk spoken. Er staan laurierkers in, en een sterke grassoort, en japanse esdoorn – allemaal stoere jongens die tegen een stootje kunnen.
Nu ziet het er nog een beetje aangenaaid uit, maar als de planten straks over de rand gaan groeien, zal het mooi natuurlijk gaan ogen. Dan heeft Loek z’n eigen minituintje dat een harmonieus geheel zal vormen met de gemeenschappelijke binnentuin die aan zijn balkon grenst.
Radijs en nieuwe Italiaanse potten
Sorry dames en heren, de afgelopen week heb ik niet geblogd omdat ik het loeidruk had in mijn tuin. April is een heel drukke maand voor een tuinman, echt! Alles kan gedaan worden, zeker nu het zulk uitzonderlijk warm weer is. Ik heb onder andere 3 kuub verse tuinaarde versjouwd, druivenstruiken geplant in mijn kas, urenlang onkruidjes gewied (ik wist niet dat er zoveel in mijn tuin stonden – als ik mijn ogen sluit, zie ik nog steeds kweekgras voor me), ongeduldige zaailingen verpot, verschillende soorten tomaten gezaaid, en yiha! mijn eerste oogst van het jaar binnengehaald: deze fijne, heerlijk pittige, langwerpige radijsjes die luisteren naar de aanlokkelijke naam French Breakfast:
Ze smaakten erg lekker in de sla. Helaas is er een mol onder mijn radijs gaan graven, waardoor ik een deel van mijn oogst ben kwijtgeraakt aan mijn ondergrondse vriend:-(
Gelukkig heeft hij niet alles opgegeten. Kijk, dat vind ik nou weer schappelijk.
Waar ik heel veel plezier in had deze week, waren de Italiaanse terracottapotten (uit Toscane en Venetië, jawel) die ik in ontvangst mocht nemen. Wat zijn ze mooi! En wat gaan ze straks een verschil maken in de tuin, deze elegante eyecatchers.
Ik heb nog geen tijd gehad ze alle vier te vullen, maar één grote pot heb ik al beplant. Omdat ik meteen instant-effect wilde, ben ik naar het tuincentrum gefietst om kant en klare planten te kopen. Ik heb het als volgt gedaan:
1. Ik heb drie soorten planten genomen, elk met een verschillende hoogte, zodat je een mooi display in de pot krijgt: euphorbia (hoog), twee tinten paarsblauwe violen (middelhoog) en lichtblauwe bosviooltjes (laag):
2. Vervolgens heb ik met een hamer een paar oude, gescheurde potten in elkaar gemept. Die scherven heb ik onderin de pot gelegd, zodat hij, als het straks hoogzomer en wekenlang kurkdroog is, zoveel mogelijk water vasthoudt.
3. Daarna anderhalve zak potgrond in de pot gedaan:
4. In het midden de euphorbia – wat een subtiele kleur geelgroen is dat trouwens.
5. Daaromheen 4 groepjes van 3 violen; kennen jullie de Regel Van Drie al? Je ogen vinden het ’t lekkerst als potplanten in groepjes van drie herhaald worden. Dat geeft een prettig ritme waar je hersenen van houden:
6. Daaromheen weer groepjes van 3 kleine bosviooltjes:
7. En toen natuurlijk lekker veel water gegeven. Wel twee gieters vol.
Meteen kreeg ik “oh’s en “ah’s” van mijn overbuurvrouwen Puck en Marion, die toevallig in de buurt waren en een steelse blik over de schutting wierpen. ‘Hé gelukkige tuinman! Wat zijn je bloemen mooi!’ riepen ze bijna gelijktijdig. Kijk, daar doe je het dus voor:-)