Het voordeel van de herfst is dat je tijd cadeau krijgt. Eindelijk kan ik nu inlopen op de tuin. Afgelopen weekend heb ik voor het laatst (denk ik) gras gemaaid, er staan vrijwel geen kasplantjes meer om te verzorgen, wieden in de moestuin hoeft bijna niet meer, alle appels zijn nu wel zo’n beetje geplukt.
Dus ben ik begonnen aan een lang gekoesterde wens: het grondig verwijderen van windewortels. Op sommige plekken…
Continue reading
Tuindagboek
Eindigheid
De tuin is duidelijk op z’n retour, nu: de clematis hangt op halfzeven, de aubergines in de kas lijken niet meer te groeien, de bloei is uit de delphiniums op het terras.
Het stemt me melancholiek. De “alles gaat voorbij”-gedachte komt in deze tijd van het jaar vaker in me op. Ik denk aan mijn vader van wie we een paar jaar geleden afscheid moesten nemen, aan mijn neef die vorig jaar veel te jong overleed, aan de tijd toen ik 18 was en op zondagavond met mijn weekendtas vol gestreken wasgoed op een donker, verlaten stationnetje de trein instapte om vol verwachting op kamers in het grote Amsterdam te gaan wonen – ook iets dat nooit meer terugkomt.
Maar op de een of andere manier word ik er niet treurig van. Dat komt waarschijnlijk door de tuin. Die geeft je namelijk het gevoel dat je onderdeel bent van the greater scheme of things. De zon gaat lager staan en de kou komt in de grond – daar is botweg niks tegen te doen. De planten weten dat, ze passen zich nederig aan. Sommigen gaan dood en maken alvast plaats voor nieuw leven, anderen trekken zich tijdelijk terug. Meer dan gewoon meedraaien in de voorstelling kúnnen ze niet, en hóeven ze ook niet. Laat staan gelukkig zijn, wat wij mensen allemaal zo graag willen: dat hoeven ze al helemaal niet. Ze zijn er alleen maar, geïnteresseerd in het hier en nu, één met de rest: mindfulness in zijn puurste vorm.
Heilig appelhuisje
Dit jaar lijkt wel het appeligste jaar ooit in mijn tuin. Mijn boom met goudreinetappels geeft me toch een hoop appels, ongelooflijk. Ik ben stupéfait en weet
Continue reading
Op handen en knieën
Gaat mijn lichaam net als de tuinplanten in de herfststand? Daar lijkt het wel op, want vorige week had ik last van algehele lusteloosheid. Ik deed bar weinig in mijn tuin. Ik heb
Continue reading
Groene vingers bestaan niet
Er valt altijd iets te leren over tuinieren, schreef ik in mijn vorige post.
Die wijsheid heb ik nu vrij letterlijk genomen: sinds vorige week zit ik weer in de schoolbankjes. Samen met een stel enthousiaste medecursisten (jawel: allemaal vrouwen) sluip ik
Continue reading
Vier de herfst
Mijn collega’s van Psychologie Magazine klaagden de afgelopen dagen steen en been over het weer. Een enkeling had haar winterjas zelfs al aan, inclusief sjaal. “Dit is niet eerlijk: 17 graden en regen!” riepen ze in koor. “Het is verdorie nog augustus, het zou nog zomer moeten zijn!”
“Een vroege herfst is juist geweldig,” zei ik. “Het einde van de zomer is inderdaad niet leuk, maar je krijgt er ook wat voor terug: die sublieme maand september. Vier de herfst, dames!”
Ik hou van september, ik kijk er nu al naar uit. September is relatief nog best warm, en de meeste planten voelen dat ook zo. Ik hou van de dramatische veranderingen in het licht: geen maand die je daar zoveel mee pleziert als september. De zonnestralen komen lager binnen, ze lijken wel dunner te zijn, en van goud. De bladeren van struiken en heggen beginnen gelig te kleuren, en het plantentapijt in de borders doet ook mee aan de show door vager te kleuren. De appels vallen pardoes, rijp en blozend, van de takken: je ruikt de appeltaart al uit de oven komen. En dan die typische septemberochtenden, de heggen en bomen vol met duizenden ragfijne spinnenwebben: o, breekbare, ongrijpbare schoonheid. Ik kom er graag eerder voor mijn bed uit: gewoon zomaar even door de hemel… eh ik bedoel: mijn tuin struinen, er alleen maar zijn, meer niet. Een heerlijke manier om je batterij op te laden voor de nieuwe dag die komen gaat.
Het mooie van september is dat je je planten niet hoort klagen over “te koud”. Ze gaan zonder morren door bij 17 graden en regen. Maar ze kunnen wel een handje hulp gebruiken. Want weet je hoe je je tuin in september nóg mooier kunt maken dan hij van nature al is? Door consequent, dagelijks, alle verwelkte bloemen (inclusief de stengel tot aan een blad of zijscheut) van je vaste planten te halen; dus voordat ze zaad kunnen zetten. Zo lang de dagen (en vooral: de nachten) nog warm genoeg blijven, zullen ze dan nieuwe bloemen blijven aanmaken. En kun jij extra lang van je aardse paradijsje blijven genieten.
Mmm.. zomerse tomaten
Daar zijn ze dan eindelijk: mijn eerste tomaten. Lang en veel voor gezorgd. Ik weet nog hoe ijskoud het was toen ik ze van de winter in mijn lege kas zaaide, en moet je nu eens kijken: het is volop zomer en mijn kas puilt aan alle kanten uit van het groen en het rood. Hoe anders kan de wereld eruit komen te zien. Verstandelijk weet ik dat we seizoenen hebben, maar toch blijft mijn gevoel zich erover verbazen; misschien wel steeds meer naarmate ik ouder word.
Toen ik vorige week zag hoe de allereerste tomaat (die tergend lang groen was gebleven) opeens licht oranje begon te kleuren, was dat een gouden momentje… ja, jippie, ze doen het echt! Het feest gaat beginnen!
Twee dagen later waren er al twee tomaten dieprood, en nog een paar dagen later had ik het echt druk: de ene na de andere tomaat viel als een rijpe appel in mijn hand zodra ik mijn handpalm eronder hield. Ik heb ze maar uitgedeeld aan allerlei aardige mensen, want zelf kan ik ze nooit allemaal opeten. Da’s trouwens fijn aan tuinieren: dat je mensen blij kunt maken met echt, mooi voedsel. De liefde van de mens gaat door de maag.
Verguld ben ik met mijn Costoluto Fiorentino’s: die zijn ronduit schilderachtig te noemen (ik heb zo’n vaag idee dat ik ze ooit op een Rembrandt heb gezien), vanwege hun geribbelde vorm. Echt prachtig vind ik ze, en bijzonder ook: in geen winkel in Amsterdam ben ik ze ooit tegengekomen. De Costoluto Fiorentino smaakt lekker vlezig en is dieprood van binnen, met recht een klassieke tomaat. Ik heb ze gevuld met een mengseltje van aangebakken knoflook, ansjovisfilet en spinazie, een eitje erbovenop gekraakt, en dan lekker in de oven. Hoe simpel en goed kan het leven zijn.
Maar dat was nog niet eens het tomatenwalhalla. Daar kwam ik in terecht toen ik de eerste rijpe Tigerella in mijn mond stopte. Die is gestreept als een tijger en licht oranje van kleur. Aanvankelijk dacht ik dat die lichte kleur betekende dat ze nog niet rijp waren, maar toen ik de proef op de som nam, beet ik tot mijn grote verrassing in de sappigste tomaat ooit. Ik verheug me nu al op de volgende ronde.
Knoflook (1)
Niet zonder enige trots presenteer ik hier mijn eerste knoflookoogst van dit jaar. En lekker dat ze zijn! Superfrisse, scherpe smaak. Knapperig en sappig. Doet het zeer goed in pastasauzen, en ze zijn ook lekker met nieuwe aardappeltjes in de oven.
Ik plantte de pootteentjes half maart – eigenlijk veel te laat voor knoflook, want ze horen tussen september en half november de grond in te gaan. Tja, zo gaat dat soms met tuinieren: ik had massa’s andere dingen te doen, en veel te laat bedacht ik dat ik ook nog graag knoflook wilde planten. Vervolgens trok ik toch maar de stoute schoenen aan en heb ik ze dus half maart geplant – ook wel vanuit een soort nieuwsgierigheid om te ontdekken wat ervan zou komen. Stiekem deed ik het ook omdat ik graag lonk naar de mediterranee, moet ik eerlijk bekennen.
‘Knoflook is helemaal geen Hollandse groente, dat wil nooit goed hier,’ hoor ik veel tuinders zeggen. Dat zal best, maar ik houd van die Italiaanse touch in mijn tuin. En ik ben een knoflooketer, en het is superhealthy, dus ja: knoflook is van harte welkom in mijn tuin.
Officieel hebben eenmaal geplante teentjes een koude periode van minimaal een maand beneden de 10 graden Celcius nodig om lekker grote bolletjes met veel teentjes te kunnen worden. Maar dat bleek dit jaar dus mee te vallen: het is sinds half maart geen dag meer beneden de 10 graden geweest, en toch heb ik aardige bolletjes kunnen kweken (hoewel, eerlijk is eerlijk: mijn bolletjes zijn niet extreem groot).
Hoe zou het komen dat het toch zo aardig is gelukt met mijn knoflook? Ik heb ze in de allerbeste, huisgemaakte, meest rulle compost ever geplant – misschien heb ik ze daarmee een enorm groot plezier gedaan. En ik zette ze op een heel zonnig plekje, dat heeft vast ook meegeholpen.
In mijn volgende post meer over knoflook.
Lavendel experiment
Hier staan ze dan, keurig uitgestald op een rijtje: de drie lavendelplantjes die ik deze week kocht bij het tuincentrum. Elk plantje is van een andere soort: het zijn Lavandula angustifolia Felice, Lavandula angustifolia Hidcote en Lavandula angustifolia.
Met opzet koos ik drie verschillende lavendels, omdat ik eens een keer een experiment wil doen met lavendel: ik heb ze op dezelfde plek in mijn tuin gezet, naast elkaar, en nu maar afwachten wie van de drie het daar het beste zal doen.
Ik ben tot dit bijzondere experiment overgegaan omdat ik in de loop der jaren een beetje huiverig ben geworden voor lavendel. Reeds drie keer eerder plantte ik lavendels, op verschillende plekken in mijn tuin, en eventjes deden ze het best leuk hoor, maar na de bloei en de winter bleef er bitter weinig van over, en waren ze zo zielig geworden dat ik het niet langer kon aanzien. Van ellende gooide ik ze maar op de composthoop.
Waarschijnlijk was het te zompig waar ze stonden, denk ik nu. En hoewel ze best wat zon kregen, was het misschien toch niet zonnig genoeg voor ze. Lavendels zijn namelijk rupsjes-nooit-genoeg wat zon betreft: ze laten zich het liefst de godganse dag geselen door de volle zon, en dan ook nog eens in hele droge grond die geen spatje water vasthoudt (jij en ik zouden allang het loodje hebben gelegd onder dat soort omstandigheden). Het is dus niet zo gek dat je lavendel vooral in de zomer in de gortdroge Provence ziet. O, de Provence in de zomer! Die staat voor mij gelijk aan de lavendelhemel. Al die ellenlange velden paars die zich daar rondom je uitstrekken geven me een bijzonder geluksgevoel; helemaal als er een ondergaande of opkomende zon achter wordt geplakt, en je de unieke lavendelgeur erbij ruikt, die nergens mee te vergelijken is. Veel beter dan dat gaat het niet worden in het leven.
Daarom wil ik toch steeds weer lavendel, traumatische ervaringen of niet. Want waar vind je nou een plant die stoer en lieftallig tegelijk is? Die precies die kleur paars heeft die associaties oproept met fijnzinnigheid en schoonheid? Die een chique uitstraling heeft en die je in een speciale stemming brengt – vooral als je het zomerse licht zo mooi tussen de stengels door ziet schitteren?
Nou ja, hopelijk gaat mijn experiment duidelijkheid verschaffen, en ga ik de juiste lavendelsoort vinden die het bij mij wil doen. Ik heb m’n drie plantjes in elk geval op een zeer zonnige plek gezet, in hele arme grond die vol stenen en zand zit, langs het randje van mijn tuin, aan een grindpad. Als het goed is, gaan ze straks een beetje over het pad heen hangen, en zul je die lelijke stoeprand tussen het pad en mijn tuin niet meer zien. De 90 cm hoge bloemen zullen dan tegen je benen strijken wanneer je over dat pad loopt, waardoor je neusgaten vol lopen met die geur-uit-duizenden. Ik ben helemaal in mijn nopjes met mijn plan; lavendel staat altijd het fijnst langs een pad, vind ik.
Psst: stiekem hoop ik dat mijn nieuwe lavendels er net zo gaan uitzien als op de foto hierboven, bij de buren een eindje verderop. Zij hebben hun lavendels ook langs het grindpad staan, op eenzelfde soort plek als ik. Daarom denk ik dat het bij mij dit keer ook goed gaat komen met de lavendel. Wat de buren kunnen, kan ik ook.
LAVENDELTIPS
En o ja, hier heb ik nog twee handige lavendeltips voor je (mensen met balkons opgelet):
1. Wist je al wat het GEHEIM van langlevende lavendel is? Je moet de stengels die hebben gebloeid rigoureus terugsnoeien (denk erom: niet het houtige deel van de plant snoeien). En in het voorjaar moet je ook de rest van de plant aardig terugsnoeien (maar nog wel wat blad laten staan alsjeblieft). Als ze het leuk bij je vinden, en er komen geen al te koude winters, gaan je lavendels op die manier tijden mee.
2. Lavendel is een diehard: hij kickt erop om op de rand van uitdroging te balanceren. Daarom is het ook een uitermate geschikte plant voor in een pot, liefst op een balkon waar je de hele dag wegsmelt van de hitte. In een pot zijn het de makkelijkste planten die je maar kunt bedenken. Normaalgesproken moet je planten in potten in de zomer scherp in de gaten houden qua watertoevoer, maar lavendel in een pot kun je totaal aan zijn lot overlaten. Echt, hij doorstaat de ernstigste vormen van verwaarlozing. En met zijn bolvormige groei ziet hij er ook nog eens geweldig uit in een pot. Zet hem liefst een terracotta pot, dat kleurt mooi bij dat zilverachtige, harige groen en die paarse bloemen.
Onvoorziene gasten zijn het leukst
Het geheim van een heerlijke tuin is dat je sommige planten die het doen als een tierelier, gewoon lekker hun gang laat gaan. Er is namelijk niets fijners dan jezelf kunnen onderdompelen in een portie onstuimig groeiende zaligheid.
Als het dan ook nog eens onverwachte gasten zijn die zelf hebben besloten bij jou in je tuin te komen staan, wordt het helemaal leuk – onkruid daargelaten natuurlijk, maar er zijn vaak verrassend mooie planten die de natuur zomaar gratis en voor niks in je schoot werpt.
Ik weet: je hebt van die hardliners die het totaal niet met me eens zijn – hun tuin mag geen millimeter afwijken van hun zorgvuldig uitgedokterde kleuren- en plantenschema’s. Die mensen hebben heus wel gelijk als ze zeggen dat het basisprincipe van tuinieren juist het naar je hand zetten van de natuur is, maar voor mij wordt tuinieren pas echt leuk als ik me ook laat verrassen door het onverwachte. Alleen dan maak je van die bijzondere tuinervaringen mee die je uit jezelf tillen. Ik vind: balancerend op het randje van anarchie komt je tuin het dichtst bij de hemel.
Mijn buurvrouwen Marjon en Puck denken er net zo over. Afgelopen weekend riepen ze enthousiast vanaf de andere kant van de sloot naar me: “Hé gelukkige tuinman, kom je even kijken naar onze plant die is komen aanwaaien? Hij is zo schitterend, en nu begint hij ook nog zo mooi te bloeien. De eerste bloem is net vandaag uitgekomen!”
Ik liep naar hun tuin en zag de majestueuze wilde distel die bij de dames aan het groeien is als kool: zo’n twee bij twee meter groot. “We hebben er niets voor gedaan,” zei Marjon. “Ineens stond hij er. Ongelooflijk toch?”
We stonden met z’n drieën vol ontzag te kijken naar het natuurspektakel dat zich voor onze ogen afspeelde. Alsof we even wilden kennismaken met deze onvoorziene gast, voelden we aan de naalden van z’n eerste bloem – au! Inderdaad: echt een hele scherpe distel. Hij gaf een subtiel maar toch ook echt pijnlijk soort prikje dat ik nog nooit eerder had gevoeld bij andere distels. En dan die ongeëvenaarde kleur paars van de bloem, en de zilverige bloemblaadjes daaronder. Even vergaten we dat we in Amsterdam-Noord aan de sloot stonden. De botanische tuin van Mexico City: dat was waar we waren beland.