De tuin is duidelijk op z’n retour, nu: de clematis hangt op halfzeven, de aubergines in de kas lijken niet meer te groeien, de bloei is uit de delphiniums op het terras.
Het stemt me melancholiek. De “alles gaat voorbij”-gedachte komt in deze tijd van het jaar vaker in me op. Ik denk aan mijn vader van wie we een paar jaar geleden afscheid moesten nemen, aan mijn neef die vorig jaar veel te jong overleed, aan de tijd toen ik 18 was en op zondagavond met mijn weekendtas vol gestreken wasgoed op een donker, verlaten stationnetje de trein instapte om vol verwachting op kamers in het grote Amsterdam te gaan wonen – ook iets dat nooit meer terugkomt.
Maar op de een of andere manier word ik er niet treurig van. Dat komt waarschijnlijk door de tuin. Die geeft je namelijk het gevoel dat je onderdeel bent van the greater scheme of things. De zon gaat lager staan en de kou komt in de grond – daar is botweg niks tegen te doen. De planten weten dat, ze passen zich nederig aan. Sommigen gaan dood en maken alvast plaats voor nieuw leven, anderen trekken zich tijdelijk terug. Meer dan gewoon meedraaien in de voorstelling kúnnen ze niet, en hóeven ze ook niet. Laat staan gelukkig zijn, wat wij mensen allemaal zo graag willen: dat hoeven ze al helemaal niet. Ze zijn er alleen maar, geïnteresseerd in het hier en nu, één met de rest: mindfulness in zijn puurste vorm.