Groene vingers bestaan niet

IMG_3569
Er valt altijd iets te leren over tuinieren, schreef ik in mijn vorige post.
Die wijsheid heb ik nu vrij letterlijk genomen: sinds vorige week zit ik weer in de schoolbankjes. Samen met een stel enthousiaste medecursisten (jawel: allemaal vrouwen) sluip ik

elke dinsdagavond een verlaten schoolgebouw in de Amsterdamse Watergraafsmeer binnen, om daar onder leiding van de enthousiaste hovenier Frans Broeders onze tuiniervaardigheden verder aan te scherpen. Frans is een inspirerende leraar. “Jullie weten al ongelooflijk veel,” zei hij meteen al in de eerste les, “veel meer dan jullie denken. Weet je, succesvol tuinieren is vaak alleen maar een kwestie van rustig en logisch nadenken.”
We hebben het met Frans al uitgebreid gehad over grondsoorten, hoe je die kunt verbeteren, en op welk moment in het jaar je dat het beste kunt doen. We spraken over minuscule beestjes, zoals dopluizen en spint, die het leven uit je planten zuigen, en gefascineerd bekeken we ze onder de microscoop. We rolden over elkaar heen met ervaringen over oostindische kersen die enorme bladeren aanmaken maar geen bloemen. Het was kortom een feest der herkenning. En we leerden nog wat ook.

Het heerlijke van tuinieren is dat niemand hét recept heeft en dat je niet geboren hoeft te zijn met “groene vingers” om het te kunnen. Je hoeft echt geen honderd jaar ervaring te hebben, en het is nooit te laat ermee te beginnen. Mensen worden helemaal niet geboren met groene vingers, dat is een fabeltje. Met een gezonde dosis interesse, en goed je planten in de gaten houden, kom je al een heel eind. Iemand met zogenoemde “groene vingers” doet eigenlijk niets anders dan z’n planten regelmatig (het beste is elke dag) van dichtbij bekijken en ze vervolgens gewoon geven wat ze nodig hebben.
Wat overigens wel helpt, is als je iemand bent die een beetje vooruit werkt met dingen, dan krijgen je planten namelijk tijdig wat ze nodig hebben en drijf je ze niet tot het punt dat ze in gillende paniek hun bladeren slap laten hangen. Hoewel dat laatste natuurlijk altijd kan gebeuren: du moment dat jij denkt dat je het helemaal onder controle hebt in je tuin, gebeurt er iets waardoor je plotseling met een groot vraagteken zit. Tuinieren is dus net het leven zelf. En gelukkig maar, dan wordt het nooit routine.

Tuinieren is je lichaam in conditie houden en geeft ook nog eens zin aan je leven. Het biedt je een gevoel van voldoening over iets wat je helemaal zelf hebt gemaakt. “Een tuin is het omvangrijkste kunstwerk dat je als individu kunt creëren,” hoorde ik een collega-tuinman laatst zeggen. Zo zie ik mijn tuin ook: als mijn grote kunstwerk, dat ik elke dag weer een beetje bijschaaf. Het is het kunstwerk dat iets van mij uitdrukt en waarmee ik hopelijk anderen inspireer. Je kunt alles altijd weer veranderen in je tuin, en je krijgt elk jaar weer een nieuwe kans, dat is het leuke. Steeds dichter dat sfeertje benaderen dat ergens, woordeloos, in mijn hart verborgen ligt: daar wil ik de rest van mijn leven naartoe blijven tuinieren.

IMG_3458

One thought on “Groene vingers bestaan niet

  1. Wat een fijn stuk heb je hier geschreven, het zet me aan tot tuin-activiteit die ik tijdens een jarenlange burn-out niet kon opbrengen…..
    ik was ook in de hortus en heb er grijzige kruiden en rode blad-planten vandaan en een jeugdboek The Secret Garden……dan droom je helemaal weg door een tuin in het verhaal….!
    Tuinier naar hartelust…..zo goed voor ons….!!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *