O nee: slakken! (3)

2012-07-31-11-50-28.naaktslak

Vreedzame coëxistentie: dat is het hoogst haalbare in de strijd tegen slakken in je tuin. Hier nog meer tips voor hoe je zo min mogelijk last hebt van die onvermijdelijke krengetjes:
-Doe er alles aan je planten zo gezond mogelijk te houden: dan heb je de grootste kans dat ze slakkenvraat overleven. Geef ze dus genoeg water. Bescherm ze tegen wind en verbranding van de zon. Zorg dat je tuinaarde mooi los en goed bemest is (gebruik het liefst zelfgemaakte compost van planten die in jouw tuin hebben gestaan – daar doen je planten het ’t best op). En, mind you: zet geen planten in je tuin die niet van het Nederlandse klimaat houden, of die een heel ander type grond lekker vinden om in te wortelen, want die zullen altijd minder gezond en sterk zijn, en dus eerder bezwijken aan slakken-gesnack.
-Zaai niet te vroeg. Slakken zijn namelijk het meest dol op jong, kakelvers blad, en dat moet je zo kort mogelijk ter beschikking stellen. Hoe later je zaait, hoe sneller je planten volwassen en weerbaar zijn.
-Doe alsof je jonge plantjes rekruten zijn die door jou worden klaargestoomd voor het slagveld. Kortom: zorg dat ze straks zo gehard zijn dat ze de vijand kunnen verslaan. Geef jonge plantjes dus geen extra bemesting: dat stimuleert de groei van sappige blaadjes en dunne, slappe steeltjes, en die staan op nummer 1 op de lekkernijenlijst van slakken.
Het is het beste jonge plantjes zo langzaam mogelijk te laten groeien, dan hebben ze niet van dat sappige blad. Geef je zaailingen dus niet teveel water en zet ze niet te warm. Maar wees ook weer niet al te spartaans voor je nieuwe plantjes, want dan raken ze gestresst en zijn ze eerder een slakkenprooi. Denk je nu: jemig, wat een gedoe? Okay, ik geef toe: dit is hogere wiskunde. Maar ja, je moet maar zo denken: leren doe je met vallen en opstaan. Morgen deel 4 van mijn slakken-saga.

O nee: slakken! (2)

Mijn rodekool is al voor de helft aangevreten door slakken:-(

Mijn rodekool is al voor de helft aangevreten door slakken:-(

Na vele frustrerende ervaringen met slakken is me één ding duidelijk geworden: er bestaan allerlei wapens tegen, maar geen daarvan is geheel afdoende. Als tuinman of –vrouw kun je volgens mij beter werken aan het opvijzelen van je ‘slakken-IQ’, oftewel: je vermogen om een intelligent meersporenbeleid tegen slakken op poten te zetten. Let wel: in iedere tuin lijken slakken net ietsje anders te opereren, dus ik zou zeggen: kijk wat in jouw tuin (of op jouw balkon, want daar komen ze ook, heb ik gemerkt!) het beste werkt. Hoe het ook zij, stelregel 1 voor een hoog slakken-IQ blijft dat je slakken op meerdere fronten te lijf dient te gaan. Bedenk daarbij dat voorkomen beter is dan genezen, en besteed het hele jaar aandacht aan je slakkenbeleid, dan bereik je het hoogst haalbare resultaat.
Ok, hoe doe je dat dan, je slakken-IQ verbeteren? Hier zijn alvast mijn eerste tips (de komende vijf dagen volgen er nog veel meer, want het is Slakkenweek!):

-Verwelkom zo veel mogelijk dieren in je tuin. Padden, eenden, egels, vogels: allemaal verorberen ze graag een slaksnack. Je dierenvrienden zullen je dankbaar zijn, en jij kunt weer leuk naar hún kijken in je tuin.
-Spit in de winter je aarde om: daarmee hak je slakken in tweeën of komen ze bovengronds te liggen, waardoor je de tafel dekt voor rondcirkelende vogels die in de winter extra hongerig zijn.
-’s Avonds met een zaklantaarn op slakkenjacht gaan is niet echt een goed idee, is mijn ervaring. Slakken zijn weliswaar ’s nachts actief en je kunt ze dan goed bij hun lurven grijpen, maar wees gewaarschuwd: echt veel helpen zal het niet. Ten eerste kost zo’n slakkenjacht je ongelooflijk veel tijd, want gemiddeld slijmwaggelen er maar liefst 200 slakken per vierkante meter door een doorsneetuin! En sterker nog: wanneer je een x-aantal slakken weghaalt, stimuleer je de groei van de slakkenpopulatie. Jonge slakjes hebben namelijk een sensor voor het aantal slijmsporen van volwassen slakken, en zodra ze merken dat er minder van die sporen zijn, groeien ze als kool, en ben je dus in no-time de niet-zo blije eigenaar van een florerende slakkenkwekerij.
Morgen meer slakkentips.

Wat zet ik op mijn balkon?

“Welke planten moet ik toch in vredesnaam op mijn balkon zetten?” Die vraag krijg ik regelmatig van vertwijfelde stadsbewoners. “Op welke windrichting staat je balkon?” is dan altijd mijn eerste vraag, en de tweede: “Hoeveel zon en wind heb je daar?”
Want dat zijn de eerste dingen waar je op moet letten voordat je een plant toevertrouwt aan het microklimaat van je balkon – wat een wereld op zich is. Sommige planten raken totaal overstuur van de hele dag felle zon, terwijl anderen juist knetterdepressief worden van teveel schaduw.
De volgende vraag die ik meestal stel, is: “Wat ben je zelf eigenlijk voor type?” Want als je een zonnig balkon hebt en van zonaanbiddende dahlia’s houdt, moet je tamelijk consciëntieus van aard zijn: je zult ze echt regelmatig water moeten geven – op sommige zomerse dagen wel twee keer per dag. Plantenouder zijn is dus net zoiets als een hond hebben die elke dag moet worden uitgelaten: je moet er maar zin in hebben. Overigens zijn er nog veel meer dingen waar je op kunt letten bij het bepotten van je balkon, wat een hele wetenschap op zich is. Het zou een beetje te veel worden als ik daar nu allemaal op zou ingaan; graag doe ik dat in latere posts deze zomer.
IMG_2650
Bovenstaande foto heb ik deze week gemaakt op het balkon van mijn buurman Loek.
Loek heeft de beplanting van zijn balkon grondig aangepakt. Hij heeft een hoveniersbedrijf ingehuurd dat weer een staalbedrijf inhuurde dat een grote balkonbak-op-maat voor hem fabriceerde. De bak is gemaakt van een speciaal soort staal, cortenstaal geheten (ijzer waaraan koper, fosfor, silicium, nikkel en chroom zijn toegevoegd, om precies te zijn). Het bijzondere van cortenstaal is dat het door de inwerking van het weer een bruine roestkleur krijgt, waardoor Loeks balkon er straks, over een jaartje, heel hip zal uitzien.
Loek heeft lang op zijn chique plantenbak moeten wachten (hij bestelde hem al in november, en pas afgelopen week kreeg hij hem), maar het resultaat is er naar: een stoere bak over de hele breedte van zijn balkon. Het gelikte zit hem niet alleen in dat hippe cortenstaal dat heel goed past bij de architectuur van het flatgebouw waar we wonen, maar ook in de onderkant van de bak, vind ik: die is speciaal in een wigvorm gemaakt, zodat de bak qua vorm precies aansluit op de dakvormige bovenkant van de balkonrand:
IMG_2652
Toen de bak afgelopen week werd geplaatst en er nog geen planten in stonden, moest Loek wel even wennen. De bak leek een beetje op een doodskist, vond hij. Maar toen kwamen de plantjes erin en nu is die associatie weg. De hoveniers hebben slimme keuzes gemaakt qua planten, want Loeks balkon ligt op het noordwesten, krijgt geen zeeën van zon, en het kan er op winderige dagen behoorlijk spoken. Er staan laurierkers in, en een sterke grassoort, en japanse esdoorn – allemaal stoere jongens die tegen een stootje kunnen.
Nu ziet het er nog een beetje aangenaaid uit, maar als de planten straks over de rand gaan groeien, zal het mooi natuurlijk gaan ogen. Dan heeft Loek z’n eigen minituintje dat een harmonieus geheel zal vormen met de gemeenschappelijke binnentuin die aan zijn balkon grenst.

Camellia comeback kid

IMG_2579
Deze foto heb ik niet in mijn tuin in Amsterdam-Noord gemaakt, maar op mijn balkonnetje in de binnenstad. Ik ben blij dat ik hem jullie kan laten zien. Het is namelijk de camellia japonica die ik anderhalf jaar geleden voor mijn verjaardag kreeg. Het heeft een haar gescheeld of deze elegante, tikje mysterieuze oosterse plant (die het broertje is van de theeplant waar we allemaal thee van drinken) was er niet meer geweest.
Op mijn verjaardag, midden in de winter, zat hij veelbelovend vol met knoppen en blaakte hij van gezondheid. Ik zette de plant op de rand van mijn balkon en genoot van het mooie uitzicht dat hij opleverde. Maar toen ging het opeens heel hard vriezen en heb ik hem uit vaderlijke zorg een paar dagen binnenshuis gehaald. Eenmaal weer buiten begon hij te zieltogen. De vorst was weliswaar geweken, maar de Camellia liet – floep! – al z’n ongeopende knoppen vallen en telkens als ik er langs liep, dwarrelden er weer een paar bladeren vanaf. Totdat hij bijna helemaal kaal was. Wat zag hij er op het laatst uit, zeg. Toch liet ik hem maar staan, ik dacht: je weet nooit.
En ja hoor: hij komt terug! De afgelopen, zachte winter kwamen er van die mooie glanzende donkergroene, leerachtige bladeren aan, en zelfs een paar knoppen. De eerste twee bloemen komen nu tevoorschijn. Wat een geluk.

Deed ik iets fout? Ik denk het wel. Ik begin er steeds meer achter te komen dat planten niet goed tegen heftige temperatuurschommelingen kunnen. Wat dat betreft zijn het echt watjes. Als je ze niet heel geleidelijk aan nieuwe temperaturen laat wennen, schieten ze meteen in de stress. Dus van min 15 ineens in plus 22 zetten is vragen om moeilijkheden.
Aan de andere kant is de camellia ook weer geen superwinterharde plant, dus vrolijk buiten laten staan is ook geen goed idee. Hij kan een beetje vorst verdragen, maar is er absoluut geen liefhebber van, heb ik me laten vertellen. Dus als het komende winter hard gaat vriezen, ga ik bubbeltjesplastic en vliesdoek kopen, dan pak ik hem lekker in. Eigenlijk snap ik die camellia wel. Zelf draag ik in de winter ook altijd een dikke sjaal en een muts en een gewatteerde winterjas. Mensen zijn net planten. Of andersom.