Dit jaar heb ik twee lange rijen kapucijners geplant in mijn tuin. Ze zijn nu voortvarend omhoog aan het groeien, tegen stokken met touwtjes erlangs. Halverwege mei ontstond er zo een paarswitte bloemenmuur waar menig voorbijganger even met open mond voor ging stilstaan. Ikzelf trouwens ook. Wat een wonderschoon gezicht.
Inmiddels zijn de eerste bloemetjes al half in donkerpaarse peulen veranderd. Het lijken wel orchideeën. De peultjes zijn nu nog plat, maar straks gaan de kapucijners binnenin groeien. Over een tijdje, misschien al eind deze maand, komt het grote moment: dan ga ik ze plukken en zit ik straks op het terras met een hele berg zwarte peulen voor me op tafel. Meditatief genietmoment: één voor één die peulen met twee duimen opendrukken en de rauwe erwtjes in je hand voelen glijden. Het doet me denken aan mijn kindertijd: toen zat ik knus met buurvrouw Geertje achter het huis bij haar moestuin, aan een tafeltje met een lading snijbonen erop, het piepende snijbonenmolentje aan de rand vastgeklemd. Tegenwoordig wil ik er een koel glas wijn bij, maar verder voelt het precies hetzelfde. Hoe simpel kan het leven zijn.
Ik zou dus zeggen: ga vooral kapucijners telen. Het zijn de makkelijkste groenteplanten die je maar kunt bedenken, en ze zijn beregezond om te eten (veel eiwit, vitamine C en B, calcium en ijzer). En, nog een voordeel: ze houden het liefst van wisselvallig Nederlands weer. Je kunt ze zaaien in april of mei, en zelfs juni kan ook nog. Ik heb Ezetha’s Blauwschok in mijn tuin staan. Die soort is bij veel moestuinders geliefd vanwege z’n paarse bloemetjes. Maar je kunt natuurlijk ook een andere soort nemen, of anders zoete peulen die je in z’n geheel kunt eten, de zogeheten “mange touts”. Alleen al vanwege de namen zou ik die meteen in mijn tuin nemen: Douce Provence en Carouby de Mausanne, die wil je toch gewoon?
Nog een tip bij het zaaien van kapucijners: zorg ervoor dat je grond goed bemest is, daar doen ze het lekker op. Ik heb ze met 5 cm tussenruimte gezaaid; twee rijen die 80 cm uit elkaar liggen. Calculeer in dat je naast de planten ook ruimte hebt om te lopen, want straks moet je er wel goed voor kunnen staan om de peulen te plukken. Belangrijk is een goede klimondersteuning: het beste is een net met brede mazen aan schuin geplaatste stokken, omdat kapucijners de neiging hebben behalve omhoog ook naar opzij te groeien, en alleen een paar horizontale touwtjes boven elkaar geeft dan net iets te weinig steun. Dat merk ik nu: ik heb enkel van die horizontale touwtjes gespannen, en de planten fladderden bij mij alle kanten op; een paar waren met hun tentakeltjes zelfs al aan mijn dahlia’s gaan hangen. Inmiddels heb ik ze weer omhoog geleid, met extra touwtjes om ze op hun plek te houden. Wees wel voorzichtig als je aan kapucijnerplanten komt, want ze zijn ontzettend breekbaar. En, o ja: kapucijners doen het ook heel goed als schutting. Als je ze langs de rand van je terras zet, heb je in een oogwenk een anderhalf tot twee meter hoge, natuurlijke afscheiding. Daar kan geen Gamma tegenop.