Need I say more na het zien van deze foto? Juli is de maand waarin de dahlia’s helemaal los gaan. En dat doen ze ook in mijn tuin. Het leuke van dahlia’s is dat je er massa’s snijbloemen van kunt afhalen. Sterker nog, de plant houdt daarvan. Elke keer dat je er een paar bloemen met stengel af plukt, stimuleer je hem om met nieuwe knoppen te komen. Zo bloeit hij vrolijk door tot aan de eerste vorst.
Ik vind het een geweldige plant: uitbundig, kleurrijk en voluptueus. Ooit hadden ze een truttig imago maar nu zijn ze weer helemaal hip. En hij is totaal niet kieskeurig, in een mooie grote pot op je balkon doet hij het net zo lief als in de volle grond. De dahlia met de meest fantastische kleur vind ik de Arabian Knight: die is karmozijnrood. Als ik hem zie, denk ik aan fluwelen mantels uit de middeleeuwen, en aan grote, zware donkerrode theater- en bioscoopgordijnen.
Wil je weten hoe je mooie dahlia’s krijgt? En wil je een geheimtip over hoe je heel goedkoop aan dahlia’s kunt komen? Houd mijn blog in de gaten, ik heb zin je er alles over vertellen in mijn volgende post.
potten
Mmm.. zomerse tomaten
Daar zijn ze dan eindelijk: mijn eerste tomaten. Lang en veel voor gezorgd. Ik weet nog hoe ijskoud het was toen ik ze van de winter in mijn lege kas zaaide, en moet je nu eens kijken: het is volop zomer en mijn kas puilt aan alle kanten uit van het groen en het rood. Hoe anders kan de wereld eruit komen te zien. Verstandelijk weet ik dat we seizoenen hebben, maar toch blijft mijn gevoel zich erover verbazen; misschien wel steeds meer naarmate ik ouder word.
Toen ik vorige week zag hoe de allereerste tomaat (die tergend lang groen was gebleven) opeens licht oranje begon te kleuren, was dat een gouden momentje… ja, jippie, ze doen het echt! Het feest gaat beginnen!
Twee dagen later waren er al twee tomaten dieprood, en nog een paar dagen later had ik het echt druk: de ene na de andere tomaat viel als een rijpe appel in mijn hand zodra ik mijn handpalm eronder hield. Ik heb ze maar uitgedeeld aan allerlei aardige mensen, want zelf kan ik ze nooit allemaal opeten. Da’s trouwens fijn aan tuinieren: dat je mensen blij kunt maken met echt, mooi voedsel. De liefde van de mens gaat door de maag.
Verguld ben ik met mijn Costoluto Fiorentino’s: die zijn ronduit schilderachtig te noemen (ik heb zo’n vaag idee dat ik ze ooit op een Rembrandt heb gezien), vanwege hun geribbelde vorm. Echt prachtig vind ik ze, en bijzonder ook: in geen winkel in Amsterdam ben ik ze ooit tegengekomen. De Costoluto Fiorentino smaakt lekker vlezig en is dieprood van binnen, met recht een klassieke tomaat. Ik heb ze gevuld met een mengseltje van aangebakken knoflook, ansjovisfilet en spinazie, een eitje erbovenop gekraakt, en dan lekker in de oven. Hoe simpel en goed kan het leven zijn.
Maar dat was nog niet eens het tomatenwalhalla. Daar kwam ik in terecht toen ik de eerste rijpe Tigerella in mijn mond stopte. Die is gestreept als een tijger en licht oranje van kleur. Aanvankelijk dacht ik dat die lichte kleur betekende dat ze nog niet rijp waren, maar toen ik de proef op de som nam, beet ik tot mijn grote verrassing in de sappigste tomaat ooit. Ik verheug me nu al op de volgende ronde.
TV-tip voor vanavond: wat zit er in potgrond?
Vanavond in het geweldige KRO-programma Keuringsdienst van Waarde de aflevering over potgrond: wat zit erin, waar komt het vandaan? Wat maakt potgrond tot potgrond?
Kijk, dat heb ik nou altijd willen weten. Waarom het bijvoorbeeld verschilt van een zak tuinaarde en een zak compost. Kijken dus!
Keuringsdienst van Waarde, Nederland 3, 20:30-21:05 uur
Grond heb je overal. Maar zit het in een plastic zak, dan heb je potgrond. Speciale grond voor orchidee, buxus of bonsaiboom. Maar wat is dat voor grond, zo speciaal voor in de pot? De Keuringsdienst trekt de natuur in op zoek naar de grond voor de pot.
Cactustip: kom naar buiten allemaal!
Zijn jouw cactussen ook vaak van die zorgenkindjes? Bij mij wel. Zo heb ik momenteel een cactuskind (geadopteerd uit de Intratuin) dat de afgelopen winter om een of andere onverklaarbare reden onder de witte vlekken is komen te zitten. Lang verkeerde ik in de veronderstelling dat cactussen liefst volcontinu pal in de zon staan te roosteren, vlak achter een raam: ik dacht dat dat het dichtst in de buurt kwam van de omstandigheden in hun geliefde thuishaven, de woestijn.
Maar dit voorjaar, met al die enge witte vlekken en zo, besloot ik het over een andere boeg te gooien. Ik zette ze lekker buiten op het balkon – het adagium van mijn tuinbuurvrouw Els in gedachten, die vindt dat planten zoveel mogelijk buiten moeten komen omdat ze daar gezond en sterk van worden.
En ja hoor: ze blijken het er heerlijk te vinden. Ik heb mijn cacti twee maanden geleden op het balkon gezet, en vorige week was ik blij verheugd te zien dat mijn ene zorgenkind ruim de helft minder vlekken heeft, en dat mijn andere cactus zowaar bloemknoppen lijkt te vormen – heeft-ie nog nooit eerder gedaan. Kortom, waar een frisse neus al niet goed voor is.
Buiten staan betekent een grote verandering in een plantenleven: wind tegen je huid, sappig regenwater drinken, vlijtige spinnetjes die lekker tussen je stekels door krioelen, ongefilterd zonlicht op je bolletje, frisse nachten, lekker veel andere plantjes om je heen: wie zal zeggen wat hier de gouden graal is? Ach, het maakt me niet uit, zolang mijn bloedjes van cactuskinderen zich maar senang voelen.
O ja, wat je misschien handig vindt om te weten: cactussen gaan elk jaar door drie fases, namelijk:
-hun rustperiode (van november tot maart – dan zet ik ze in huis, liefst niet te warm: 8 tot 15 graden Celcius vinden ze het fijnst, en, ook niet onbelangrijk: ik geef ze dan geen water)
-hun bloeiperiode (van maart tot juni – dan willen ze liever geen felle zon, en geef ik ze één keer per week een plens water, dat is beter dan elke dag water geven; cactussen vinden het namelijk fijn wanneer hun grond af en toe lekker droog is)
-hun groeiperiode (van juni tot november – dan willen ze graag veel licht en zon, maar ook veel ventilatie, en gedijen ze het best bij temperaturen tussen de 20 en 30 graden. Ook in deze periode krijgen ze bij mij één keer per week een flinke scheut water).
Klinkt dit ingewikkeld? Tja, cactussen zullen het lang blijven doen, ook als je amper naar ze omkijkt. Maar met een klein beetje inlevingsvermogen, tedere aandacht en af en toe buitenspelen gaan ze voor je door het lint.
Drama in de kas
Tsjongejonge, het was wel even een tegenvaller toen ik vorige week blijmoedig mijn kas binnenstapte: mijn zorgvuldig uit zaad opgekweekte aubergines en paprika’s bleken opeens vreselijk te zijn toegetakeld… ja, door wat eigenlijk?
“Een beest dat zich door de lucht voortbeweegt,” was na de eerste schrik mijn gedachte. In het dak van de kas zitten namelijk twee raampjes die bij warm weer automatisch opengaan. Zou mijn nieuwe vijand daar doorheen zijn gekomen? Maar welk beest zou dat dan kunnen zijn? Ik kon niks zinnigs bedenken en voelde me vooral onthand. Na een tijdje schoof ik zelfs richting milde tot stevige depressie. Kan een tuin je dan toch depressief maken? Ik rilde bij de gedachte.
Gelukkig zijn er op dit soort momenten van opperste vertwijfeling altijd nog lieve buurvrouwen met duizend jaar meer tuinierervaring dan ik.
Buurvrouw Els, kordaat en rustig van aard, verscheen ten tonele. Alleen al de kalmte in haar gezicht toen ik haar mijn afgekloven aubergines toonde, deed een zonnestraaltje doorbreken in mijn getormenteerde tuinmansziel.
“O,” zei ze neutraal, terwijl ze mijn paprika’s en aubergines inspecteerde. “Het kan van alles zijn.”
“Ja maar wat moet ik nu DOEN, Els? Ik wil er iets tegen DOEN!” schreeuwde ik het bijna uit.
“Geen gif strooien,” was het eerste wat ze zei. “Anders eet je dat straks ook allemaal weer op. Nee, je moet gewoon eenvoudig beginnen. Haal je aubergineplanten eerst eens even lekker naar buiten; altijd maar binnen in de kas staan maakt kasplantjes van ze. Planten vinden het zalig om in de zomer naar buiten te gaan. Wat dat betreft zijn het net mensen. Lekker de wind door hun bladeren voelen waaien, daar worden ze gezond en sterk van. En spuit ze eens even lekker nat, dan vallen de luizen van het blad, want ik zie dat je ook veel luizen hebt. Kijk eerst eens even of dat helpt. Zo niet, dan zie je wel weer verder.”
Ik zette de aubergine- en paprikaplanten op het terras, gaf ze een weldadige douche en zag de wind door hun bladeren waaien. Ze wuifden lekker mee in de wind. Het zag er goed uit; ook ik klaarde ervan op.
Totdat me opeens iets opviel aan de potten waar ze in stonden: nee.. het zou toch niet? Zag ik daar op de zijkant een dikke vette naaktslak zitten? Ja hoor, inderdaad. En op een andere pot zag ik er nog een, en nog een.. En toen ik onder de potten keek, zag ik dat nog meer kleine slakjes zich schuil hielden. Dus toch: ik was weer eens ingehaald door slakken, de traagste beesten op aarde. En dat terwijl ik in de zalige waan had verkeerd dat er in elk geval één plek in mijn tuin was waar ze niet konden komen. Nou, mooi wel dus.
Anyway, ik heb er van geleerd dat je behalve je tuin ook regelmatig je kas op slakken moet inspecteren. En dat je de potten die je op je terras hebt staan, ook zo nu en dan moet omkeren; daar bleken bij nadere inspectie namelijk ook slakken onder te zitten.
En, hoe gaat het nu psychisch met me? Ik ben de schok weer redelijk te boven. Ik realiseer me nu dat het hele drama niks nieuws onder de zon is. Teleurstellingen horen bij het leven, dus ook bij de tuin. Ik ben blij dat ik weer iets over slakken heb geleerd. En dat ik een fijne buurvrouw heb.
Oranje creatie
Dit wilde ik jullie niet onthouden: wat je allemaal niet met oranje planten kunt doen.
Afgelopen weekend was ik bij mijn moeder op de koffie en trof daar deze aandoenlijke plantencreatie aan, in de benedenhal van haar flatgebouw. Neergezet door de onderbuurvrouw, die sterk meeleeft met het wel en wee van het Nederlands elftal op het WK in Brazilië.
“Wat denk je?” vroeg buuv, met een tamelijk zorgelijke blik in haar ogen. “Gaan ze het redden vanavond tegen Mexico?”
“Ik hoop het,” zei ik.
Ze boog haar hoofd een beetje opzij: “Ik denk dat ze het heel moeilijk gaan krijgen. Maar ik hoop het zo, hè. Vandaar dat ik hier die plantjes heb neergezet. Een steuntje in de rug.”
Nou, buurvrouw: het heeft geholpen. Laat ze nog even staan tot en met 13 juli, zou ik zeggen. Oranje bloemen zenden goede vibes uit, ik voel het gewoon.
Nog meer lavendel
Hier zie je geen schattige kleine vlindertjes op lavendelbloemen zitten. Nee, dit is de zogeheten “vlinderlavendel”, ook wel “kuiflavendel” geheten. De foto kreeg ik gisteren toegestuurd van lavendelkweker “Viva Lavandula” uit Marknesse (in de Noordoostpolder). Op hun site www.vivalavandula.nl vertellen ze alles over lavendel. Dat je ermee kunt koken bijvoorbeeld (wist ik niet), dat lavendel een van de populairste planten van Nederland is, en dat plantluizen de benen nemen als je lavendelplantjes bij ze in de buurt zet. Goed om te weten allemaal. En zo kun je meer lavendelweetjes lezen op hun site; alleen al de foto op de homepage, van lavendelvelden in de Provence, is een bezoekje waard: als je tegen me zou zeggen dat het hier om een Van Gogh schilderij gaat dat zojuist is ontdekt op de zolder van een overleden kunstverzamelaar, geloofde ik je meteen.
Er bestaan trouwens veel meer lavendelkruisingen dan ik dacht. In Nederland zijn het vooral de Lavandula angustifolia en de Lavandula stoechas die de dienst uitmaken; de stoechas is de plant die je hierboven op de foto ziet. Viva Lavandula verkoopt zelfs roze en witte lavendel. Maar dat vind ik echt een brug te ver. Witte lavendel is net als witte chocola: best lekker, maar toch niet the real stuff.
www.vivalavandula.nl
Lavendel experiment
Hier staan ze dan, keurig uitgestald op een rijtje: de drie lavendelplantjes die ik deze week kocht bij het tuincentrum. Elk plantje is van een andere soort: het zijn Lavandula angustifolia Felice, Lavandula angustifolia Hidcote en Lavandula angustifolia.
Met opzet koos ik drie verschillende lavendels, omdat ik eens een keer een experiment wil doen met lavendel: ik heb ze op dezelfde plek in mijn tuin gezet, naast elkaar, en nu maar afwachten wie van de drie het daar het beste zal doen.
Ik ben tot dit bijzondere experiment overgegaan omdat ik in de loop der jaren een beetje huiverig ben geworden voor lavendel. Reeds drie keer eerder plantte ik lavendels, op verschillende plekken in mijn tuin, en eventjes deden ze het best leuk hoor, maar na de bloei en de winter bleef er bitter weinig van over, en waren ze zo zielig geworden dat ik het niet langer kon aanzien. Van ellende gooide ik ze maar op de composthoop.
Waarschijnlijk was het te zompig waar ze stonden, denk ik nu. En hoewel ze best wat zon kregen, was het misschien toch niet zonnig genoeg voor ze. Lavendels zijn namelijk rupsjes-nooit-genoeg wat zon betreft: ze laten zich het liefst de godganse dag geselen door de volle zon, en dan ook nog eens in hele droge grond die geen spatje water vasthoudt (jij en ik zouden allang het loodje hebben gelegd onder dat soort omstandigheden). Het is dus niet zo gek dat je lavendel vooral in de zomer in de gortdroge Provence ziet. O, de Provence in de zomer! Die staat voor mij gelijk aan de lavendelhemel. Al die ellenlange velden paars die zich daar rondom je uitstrekken geven me een bijzonder geluksgevoel; helemaal als er een ondergaande of opkomende zon achter wordt geplakt, en je de unieke lavendelgeur erbij ruikt, die nergens mee te vergelijken is. Veel beter dan dat gaat het niet worden in het leven.
Daarom wil ik toch steeds weer lavendel, traumatische ervaringen of niet. Want waar vind je nou een plant die stoer en lieftallig tegelijk is? Die precies die kleur paars heeft die associaties oproept met fijnzinnigheid en schoonheid? Die een chique uitstraling heeft en die je in een speciale stemming brengt – vooral als je het zomerse licht zo mooi tussen de stengels door ziet schitteren?
Nou ja, hopelijk gaat mijn experiment duidelijkheid verschaffen, en ga ik de juiste lavendelsoort vinden die het bij mij wil doen. Ik heb m’n drie plantjes in elk geval op een zeer zonnige plek gezet, in hele arme grond die vol stenen en zand zit, langs het randje van mijn tuin, aan een grindpad. Als het goed is, gaan ze straks een beetje over het pad heen hangen, en zul je die lelijke stoeprand tussen het pad en mijn tuin niet meer zien. De 90 cm hoge bloemen zullen dan tegen je benen strijken wanneer je over dat pad loopt, waardoor je neusgaten vol lopen met die geur-uit-duizenden. Ik ben helemaal in mijn nopjes met mijn plan; lavendel staat altijd het fijnst langs een pad, vind ik.
Psst: stiekem hoop ik dat mijn nieuwe lavendels er net zo gaan uitzien als op de foto hierboven, bij de buren een eindje verderop. Zij hebben hun lavendels ook langs het grindpad staan, op eenzelfde soort plek als ik. Daarom denk ik dat het bij mij dit keer ook goed gaat komen met de lavendel. Wat de buren kunnen, kan ik ook.
LAVENDELTIPS
En o ja, hier heb ik nog twee handige lavendeltips voor je (mensen met balkons opgelet):
1. Wist je al wat het GEHEIM van langlevende lavendel is? Je moet de stengels die hebben gebloeid rigoureus terugsnoeien (denk erom: niet het houtige deel van de plant snoeien). En in het voorjaar moet je ook de rest van de plant aardig terugsnoeien (maar nog wel wat blad laten staan alsjeblieft). Als ze het leuk bij je vinden, en er komen geen al te koude winters, gaan je lavendels op die manier tijden mee.
2. Lavendel is een diehard: hij kickt erop om op de rand van uitdroging te balanceren. Daarom is het ook een uitermate geschikte plant voor in een pot, liefst op een balkon waar je de hele dag wegsmelt van de hitte. In een pot zijn het de makkelijkste planten die je maar kunt bedenken. Normaalgesproken moet je planten in potten in de zomer scherp in de gaten houden qua watertoevoer, maar lavendel in een pot kun je totaal aan zijn lot overlaten. Echt, hij doorstaat de ernstigste vormen van verwaarlozing. En met zijn bolvormige groei ziet hij er ook nog eens geweldig uit in een pot. Zet hem liefst een terracotta pot, dat kleurt mooi bij dat zilverachtige, harige groen en die paarse bloemen.
Ode aan de allium (2)
Eerder deze week schreef ik dat ik alliums zo mooi vind, maar dat het tegelijkertijd tere prinsesjes zijn, omdat ze zo makkelijk omvallen. Ik kan daar nog een nadeel aan toevoegen: ze voelen nogal snel nattigheid. Een natte, zachte winter is vaak funest voor ze – dan verrotten hun bollen. Het liefst staan ze pontificaal in de zon, in goed doorlatende grond. Gelukkig kun je ze een handje helpen wat dit betreft: vorig jaar heb ik bij het planten van alliumbollen eerst een beetje grit in het gat gestrooid en daarna de bollen erop gelegd: dan maak je de kans groter dat ze bij aanhoudend nat weer droge voeten houden.
Er bestaan allerlei soorten alliums. De allium hollandicum “Purple Sensation” is een van mijn favorieten: stijlvol, deftig, parmantig, en toch kloek.
Van de alliumsoorten komt hij het eerst op in het voorjaar. Hij heeft de ongelooflijkste kleur lila die je maar kunt bedenken. Schrik niet wanneer zijn slappe bladeren al afsterven voordat de bloem zich volledig heeft ontvouwd – dat hoort erbij.
Een andere allium die je gezien moet hebben (en waarmee je gezien kunt worden, for that matter), is de allium schubertii.
Hij is lekker extreem, met een top vol bloemetjes op lange stengeltjes, als vuurwerk dat uiteenspat in de lucht. Zet hem wel vooraan in je border, want met zijn korte stengel zien jij en de zon hem al snel over z’n knotsgekke punkhoofd.
Alle alliums zijn natuurlijk prachtig, maar er is geen allium die kan tippen aan de allium cristophii.
Ik noem het maar even op: die keurig gerangschikte, geometrische bloemetjes, die mauve kleur paars, die out-of-this-world zilveren gloed die over dat paars ligt. De cristophii heeft iets gewichtloos en ongrijpbaars doordat je dwars door z’n bloem heen kunt kijken – het lijkt wel alsof er ijskristallen voor je ogen zweven. Vanwege z’n zachte kleur combineert hij goed met allerlei andere pastelkleurige bloemen, zoals rozen, geraniums en siererwten – bij je tuininrichting maakt hij het je wat dat betreft een stuk makkelijker dan andere, feller gekleurde alliums. Nog lang nadat ze zijn uitgebloeid laat ik mijn allium cristophii staan, want ook in gemummificeerde toestand zijn ze compleet geweldig. Of ik zet ze gedroogd in een vaas, dan hoef ik tijden geen bloemen te kopen. En misschien ga ik ze dit jaar wel echt in de kerstboom hangen.
Het fijne van alliums is dat ze zichzelf als een dolle uitzaaien in je tuin. Het worden er al snel zoveel dat je ze moet uitdunnen. Maar dat vind ik niet erg. Tere prinsesjes mogen alles maken bij mij.
Ode aan de allium (1)
Ze doen me denken aan mijn uitbundige vriendin Janina in een polka dot dress, op een zonnige ochtend. Maar ik zie ook meteen hip behang voor me, en van die stijlvolle kerstballen die je per stuk koopt, in de chiquere winkels.
Er is geen bloem die stijlvol & hip beter in zich weet te verenigen dan de allium. Ik zie ze graag in de tuin, liefst met een heel stel tegelijk, dan zijn het net dansende stippen op een notenbalk.
Het zijn altijd de alliums die begin mei de show overnemen van de tulpen. Alsof ze willen zeggen: yiha, de zomer komt er nu echt aan! In april, als de tulpen in vol ornaat zijn en het nog best koud is buiten, laten alliums vanuit hun bol hun lange, slappe bladeren groeien; het lijken wel octopusarmen.
Die bladeren zijn zo slap dat je denkt: jemig, kan het nog wel wat worden met dit plantje? Is-ie ziek, heeft-ie misschien dringend water nodig? Maar dan komt de steel, die gestaag recht omhoog groeit en steeds dikker wordt. Het lijkt eerst een distel te worden: de bloem bovenop is nog vrij plat.
Maar dan wordt de knop ronder en verschijnt er een ultradun, matwit vliesje omheen – een vliesje dat wel een membraan lijkt, zo dun. Als het openbreekt, beginnen de bloemblaadjes te groeien, op fragiele stengeltjes. Het feest kan dan beginnen: het openvouwen van de alliumbal. Dat proces heeft iets magisch, alsof je een levende pop-up kaart voor je hebt. Elke keer als ik in mijn tuin kom, kijk ik hoe ver de alliumbloemen zijn met opengaan. Hun uiteindelijke bal heeft iets perfects, vind ik. Is het niet ontzagwekkend dat de natuur zo’n mooie ronde vorm kan maken? Ik wacht altijd in spanning af hoe groot de bloemen van m’n alliums worden. Hoe groter, hoe mooier.
Maar die grootte is tegelijk ook de zwakte van de allium: hij kan een stengel krijgen van soms wel 90 cm lang, en met zo’n joekel van een kop d’r op krijgt-ie de neiging pardoes om te kukelen. Of, zoals ik van de week had: bij het grasmaaien trek je iets te onoplettend aan je elektriciteitssnoer, en maai je behalve het gras ook je innig geliefde allium tegen de vlakte. Au! Hou ze dus in de gaten die alliums, want hoe indrukwekkend ook, het blijven tere prinsesjes.
Later deze week meer over alliums.