Apetrots was ik op mijn eerste knoflookplantjes die in december al fier stonden te groeien in mijn tuin. Ik vond dit grote knoflooksucces echt…
…een topprestatie van me, een nieuw hoogtepunt qua tuinmanskunsten. Maar nu kwam ik deze week in mijn tuin en wat zag ik: de tengere kakelverse groene knoflookstengeltjes waren tot op de helft bruut weggevreten. Twee plantjes stonden helemaal scheef, met een groot rond gat ernaast. Even verderop zag ik een half afgekloven tulpenbol liggen, en op de plaats waar ik in november tulpenbollen plantte, was de grond op een paar plaatsen op meedogenloos vakkundige wijze doorboord.
GRMPFGARUGGGGHHAAHH! Zoiets was het eerste wat er door me heen ging.
En vervolgens bedacht ik dat het waarschijnlijk een woelmuis was die hier aan het werk is geweest. En dat die kennelijk veel honger had. En dat je die beesten ook nodig hebt voor het ecologisch evenwicht in je tuin. En dat ze me misschien maar twintig procent van mijn pootgoed afhandig hebben gemaakt. Ach, wat zeur ik nou… Ik heb elke avond goed te eten. Tja, er zit niets anders op dan gewoon weer een stap te zetten in mijn ontwikkeling tot volleerd tuinman: een nieuwe list verzinnen om de beestenbende te slim af te zijn. Zonder te verwachten dat ik ze helemaal kan buitensluiten. ‘Moet je niet willen,’ zegt tuinbuuv Minke dan. ‘Als je hen ook wat gunt, geniet je er zelf juist van, in plaats van dat je je opwindt om niks.’
Soms hoef je alleen maar je hoofd te draaien om de wereld in een heel ander licht te zien: ik keek van de rampplek naar links, en daar zag ik opeens, heel pril maar toch zeer overtuigend, de eerste sprietjes van de andere twee, in november geplante, rijen knoflook bovengronds komen. Omdat ik daar maar steeds niks zag verschijnen en die andere knoflookjes al lang waren opgekomen, had ik ze al als verloren beschouwd – te voorbarig geweest, dus. Mijn dag was weer goed. Nu wil ik alleen wel goed die hongerige woelmuis in de gaten houden. Scheer je weg, jij kleine rotmuis! In defence of garlic!