Gisteren zag ik op het journaal dat onze Koning een containerverblijf in zijn tuin laat bouwen. ‘Gelijk heeft-ie’, was mijn eerste reactie: als je geen villa in Verweggistan-Mozambique mag, dan maar totally low budget vergaderen in je achtertuin – om daarmee je onderdanen eens…
…nederig te laten merken dat die ongezouten kritiek over Mozambique heus niet aan dovemansoren was gericht.
Maar in tweede instantie dacht ik: is dit nou wel wat wij willen, onze Koning in een container? Wat blijft er dan – Grace Máxima Kelly daargelaten – nog voor koninklijks voor ons over?
In de 17e eeuw pakte Willem-Alexanders voorvader Willem III het anders aan: die kocht op de Veluwe het beste en grootste jachtterrein van Nederland en bouwde er een indrukwekkend paleis. Hij trok de duurste tuinarchitecten aan om de achterliggende dorre heidevlakte om te toveren tot een formele tuin met onhollandse Griekse beelden, berceaux, sinaasappelbomen en broderieën – oftewel perkjes in de vorm van borduurwerkjes. Als voorbeeld gebruikte hij wat in die tijd helemaal top of the bill was: de tuinen van Versailles. Dezelfde omvang als Versailles was natuurlijk niet te doen in het kneuterige Nederland, maar Willem III had wel een troef:
hij liet fonteinen bouwen die hoger spoten dan die in Versailles, zelfs hoger dan de hoogste fontein in de wereld. Kijk, toen hadden we nog eens een onvervalste machokoning.
Vorige week bracht ik een bezoek aan de tuinen van paleis Het Loo. Wat was het daar heerlijk. Niets ontspanneners dan struinen door die perfect onderhouden perken in koningin Mary’s tuin, met die beeldschone loofgang aan de zijkant:
een hal helemaal gemaakt van plant. Met zo’n groen bouwwerk heb je mij helemaal voor je gewonnen. Ik keek door een van de ‘ramen’ van de loofgang, langs de gekuipte sinaasappelboompjes naar de koninklijke planten die tussen de gesoigneerde haagjes stonden te floreren.
Ik zag mezelf daar al rondstruinen in de 17e eeuw, in kostuum met van die flapjes aan mijn jas: als Mister Darcy gewiekste taalgrapjes uitwisselend met Miss Elizabeth Bennet, het fris-knisperende geluid van het grindpad onder ons, de zachte buitenlucht strelend langs onze wangen – alles helemaal perfect en stijlvol. ‘Waarom is mijn tuin niet zo?’ schoot het toen plotseling door m’n hoofd, en ik moest onwillekeurig denken aan de mollen die vorige week mijn met liefde verzorgde gras weer voor de fucking-zoveelste keer hadden gemold.
‘Tja, zijn met wat er wél is, Edwin’, hoorde ik vervolgens het stemmetje uit mijn mindfulnesscursus zeggen.
Even later hoorde ik dat ook in een koninklijke tuin als die van paleis Het Loo zich drama’s afspelen. Zo brak een tijdje geleden daar de buxusziekte uit en moest men naarstig op zoek naar andersoortige haagplantjes. Gelukkig vonden ze die: de ilex crenata, oftewel Japanse hulst – blijft het hele jaar door groen en schijnt veel ongevoeliger te zijn voor ziektes. Tegelijkertijd brak er ook een storm van kritiek los: want wat doen die lelijke opstaande stalen randjes langs de haagjes daar?
De tuinmannen blijken die randjes te gebruiken als richel waartegen ze hun elektrische snoeischaren kunnen houden – dan hoeven ze bij het snoeien niet te bukken en kunnen ze een stuk vlotter hun werk doen. “Leuk voor de tuinmannen, maar ondertussen moeten wij wel tegen die oerlelijke randen aankijken,” was de keiharde kritiek, “veel mooier zou het zijn als de haagjes over de randen zouden groeien, dan verdwijnen die uit het zicht en wordt de tuin pas écht feëriek.” Kortom: net als in de Bijenkorf, daar laten ze je ook niet via het magazijn naar binnen gaan.
Tja, ik vrees toch dat wij altijd Hollanders zullen blijven: bij ons gaat efficiency voor ultieme schoonheid. Vandaar dat we ook een containerkoning hebben. Ik vind het eerlijk gezegd wel prettig, dat idee van “doe maar gewoon en nobody’s perfect.” Het geeft de burger moed dat zelfs een koninklijke tuin niet volmaakt is. Waarschijnlijk heeft Willem-Alexander ook vreselijke last van mollen. Ik weet het eigenlijk wel zeker.
Klik www.paleishetloo.nl voor prijzen, openingstijden en routebeschrijving.