Sinds de de klok weer op de wintertijd staat, zijn de avonden in de tuin voorbij. Even vind ik dat best lekker: ik geniet ervan dat ik ’s avonds ineens mijn handen vrij heb. Maar inmiddels…
…begint het toch wel te knagen. Ik vind het echt jammer dat ik nu minder naar mijn tuin kan.
De periode waar ik het minst van houd, november en december, is aangebroken, en het lukt met de beste wil van de wereld niet meer dat nog langer te ontkennen. De bomen zijn nu zo goed als kaal, en van het weer mag je alleen nog maar verwachten dat het vooral grijs en nat zal zijn. Geen wonder dat een mens somber wordt in deze tijd van het jaar.
Op de bijzondere dagen dat de zon er toch even is, voel ik me enigszins getroost. Het licht valt bijna horizontaal in nu: het schijnt dwars door de paar bladeren die met hun laatste krachten aan de hazelaar bungelen. De harde schaduwen zijn weg. De bladeren zijn doorschijnend geworden, ze lichten op, lijken boven de werkelijkheid te zweven. En ik, ik zweef even met ze mee.