Aan mijn tuin kun je meteen zien hoe het met mijn energiebalans is gesteld. Zijn de dahlia’s niet gekopt, verstikt het onkruid de spinazie en zieltogen de planten in de kas, dan heb ik het weer eens druk gehad… te druk om in mijn tuin te zijn.
De tuin is altijd de eerste…
…die moet lijden als ik het druk heb. Werk, extra werk, huishouding, boodschappen, kapotte verwarmingsketels, cursussen, een nieuwe stofzuiger kopen: al dat soort dingen gaat voor. En dat terwijl ik – net als elke tuinliefhebber, denk ik – de kwaliteit van mijn leven afmeet aan de tijd die ik heb om aan mijn tuin te besteden. Zodra het besef weer bij me doordringt dat ik de tuin juist broodnodig heb om mijn batterij op te laden, pak ik meteen mijn agenda en blokkeer ik resoluut een paar dagdelen voor mijn tuin: woensdagmiddag van 2 tot 5 en donderdagavond van 6 tot 8. Ziezo, denk ik dan, laat alles en iedereen maar lekker de pest krijgen, maar ik ga naar de tuin. Als ze me missen, dan ben ik tuinieren.
Het resultaat is echter dat ik op dat soort momenten als een bezetene heen en weer ren in mijn tuin, allerlei klussen afwerkend, in een race tegen de klok. Ik ben enorm efficiënt bezig, kan bergen verzetten, maar pure voldoening geeft het niet. Dat komt denk ik omdat ik me niet op mijn gemak voel. Al die bijzonder belangrijke dingen en mensen die ik laat wachten, het opgejaagde gevoel wanneer ik zie hoe snel de klok doortikt: nee, dat noem je niet bepaald in balans zijn.
De beste tijd in de tuin is – net als bij zoveel dingen – wanneer de tijd van jou is: het gevoel dat je zeeën van tijd hebt, dat je je tijd een beetje mag verdoen. Dan kun je gewoon lekker rondkuieren in je tuin, zonder voorgenomen klussen en afgemeten tijdschema’s. Gewoon er zijn, de cosmos scheef zien staan en denken: hé, ik pak even een paar bamboestokken om ze weer recht te zetten. Dat is de beste tijd die er is.