Dit zijn geen rozen of andersoortige bloemen, maar tulpen die behoorlijk hysterisch te keer gaan – en van mij mogen ze. Ze doen me nog het meest denken aan de vrolijke papieren slingers die ik als kind bij ons thuis mocht ophangen als ik jarig was. Je trok ze als een harmonica uit elkaar, met kloppend hart van opwinding – ik ging er om vijf uur ’s ochtends al mijn bed voor uit. Wat een geluk was dat – zeker een dikke 11 op een schaal van 1 tot 10.
In mijn tuin staan trouwens nog meer tulpen die helemaal niet lijken op het klassieke beeld van de tulp. Wat dachten jullie van deze, die doet alsof hij een dahlia is:
En deze, dit is mijn mooiste bloemenfoto van de maand, durf ik nu al te zeggen:
Kortom, dit was mijn blog voor vandaag. Ik ga snel ga tussen mijn tulpen zitten.
Author: admin
Camellia comeback kid
Deze foto heb ik niet in mijn tuin in Amsterdam-Noord gemaakt, maar op mijn balkonnetje in de binnenstad. Ik ben blij dat ik hem jullie kan laten zien. Het is namelijk de camellia japonica die ik anderhalf jaar geleden voor mijn verjaardag kreeg. Het heeft een haar gescheeld of deze elegante, tikje mysterieuze oosterse plant (die het broertje is van de theeplant waar we allemaal thee van drinken) was er niet meer geweest.
Op mijn verjaardag, midden in de winter, zat hij veelbelovend vol met knoppen en blaakte hij van gezondheid. Ik zette de plant op de rand van mijn balkon en genoot van het mooie uitzicht dat hij opleverde. Maar toen ging het opeens heel hard vriezen en heb ik hem uit vaderlijke zorg een paar dagen binnenshuis gehaald. Eenmaal weer buiten begon hij te zieltogen. De vorst was weliswaar geweken, maar de Camellia liet – floep! – al z’n ongeopende knoppen vallen en telkens als ik er langs liep, dwarrelden er weer een paar bladeren vanaf. Totdat hij bijna helemaal kaal was. Wat zag hij er op het laatst uit, zeg. Toch liet ik hem maar staan, ik dacht: je weet nooit.
En ja hoor: hij komt terug! De afgelopen, zachte winter kwamen er van die mooie glanzende donkergroene, leerachtige bladeren aan, en zelfs een paar knoppen. De eerste twee bloemen komen nu tevoorschijn. Wat een geluk.
Deed ik iets fout? Ik denk het wel. Ik begin er steeds meer achter te komen dat planten niet goed tegen heftige temperatuurschommelingen kunnen. Wat dat betreft zijn het echt watjes. Als je ze niet heel geleidelijk aan nieuwe temperaturen laat wennen, schieten ze meteen in de stress. Dus van min 15 ineens in plus 22 zetten is vragen om moeilijkheden.
Aan de andere kant is de camellia ook weer geen superwinterharde plant, dus vrolijk buiten laten staan is ook geen goed idee. Hij kan een beetje vorst verdragen, maar is er absoluut geen liefhebber van, heb ik me laten vertellen. Dus als het komende winter hard gaat vriezen, ga ik bubbeltjesplastic en vliesdoek kopen, dan pak ik hem lekker in. Eigenlijk snap ik die camellia wel. Zelf draag ik in de winter ook altijd een dikke sjaal en een muts en een gewatteerde winterjas. Mensen zijn net planten. Of andersom.
Perenbomen bloeien het witst
Oh wat fijn! Er gaat niets boven perenbloesem, perenbloesem is de hemel. Er is geen boom die zoveel bloemen per vierkante centimeter tak heeft, en dan de kleur ervan: de meest pure kleur wit die je ooit zult tegenkomen in dit leven.
Dit stoofperenboompje is altijd de eerste vruchtenboom die bloeit in mijn tuin. Inmiddels zit er al wat meer blad aan, maar perenbloesem vind ik op z’n mooist wanneer het blad nog amper is ontwikkeld, dan zie je alleen maar een zee van bloemen die als een wolk in de lucht lijkt te hangen, alsof het zinsbegoocheling is. Ik vind: perenbomen kunnen niet overdrijven. Van hier naar de oneindige bloesemhemel is nog altijd niet te ver.
En ik houd ook van die rode stampertjes, waardoor het geen weke witte massa wordt, maar lekker veel pit heeft. Niks is beter dan perenbloesem die afsteekt tegen een strakblauwe hemel op een winderige aprildag. Zo, ik heb het gezegd.
TV-TIP: vanavond aflevering 2 Maartens moestuin
Vorige week, kijkend naar de eerste aflevering van Maarten ’t Harts nieuwe tuinprogramma, voelde ik me alsof ik terug ging naar de tijd van mijn oma en opa, die in Oude Pekela achter hun huis ook zo’n idyllische moestuin hadden, compleet met zo’n rommelig, oud, uit elkaar vallend schuurtje – net als Maarten ’t Hart. En dan dat slow life tempo van de schrijver: wat heerlijk.
Hij vertelde over rode kool kweken, de voor- en nadelen van bemesten, en over waarom je tegenwoordig nooit meer hoge fruitbomen ziet. Het was een zalige onderdompeling in de kosmos die tuinieren heet, en waar de echte wereld lekker geen vat op heeft.
Vanavond ga ik opnieuw kijken, om 19:20 uur op Nederland 2.
Kieskeurige keizerskroon
Dit is nou toch jammer: hier heb je twee leuke frisgroene planten in mijn tuin, maar bloeien ho maar. Al twee jaar geleden heb ik ze geplant en ze hebben tot nu toe steeds botweg geweigerd mee te doen aan de lenteshow. Tot overmaat van ramp ontdekte ik ook nog een leliehaantje op het blad: als je goed kijkt zie je op de linkerplant een rood kevertje zitten zonnebaden. Hij heeft net z’n ontbijt genoten, want een stukje verderop is een deel van het blad weggevreten.
Ik werp momenteel jaloerse blikken op allerlei tuinen waar de keizerskronen het wél fantastisch doen – vooral in de ravissante perken in dierentuin Artis laten ze hun volledige glorie zien, dat is echt een bezoekje waard, en trouwens een pluim voor de hovenier van Artis zeg, wat maakt die man/vrouw er een geweldig botanisch feest van daar.
Wanneer een keizerskroon het doet zoals hij het hoort te doen, krijgt hij in het midden een stengel die wel 1 meter 20 hoog kan worden, met daaraan een tros bloemen met daarbovenop een dot groene frutsels, kortom: een hip inboorlingenkapsel uit de binnenlanden van Afrika.
Ik vind mijn keizerskronen-débâcle des te erger omdat ik die eigenwijze hufters zo hard nodig heb (ze heten trouwens fritillaria imperialis in het Latijn – een lekker toepasselijke, hautaine naam, vind je niet?). De bloemen van keizerskroon geuren namelijk naar muskus (naar vossen- en kattenpis, zeg je in plat oud-Hollands) en daar rennen mollen heel hard voor weg. Ik zou persoonlijk een moord doen voor een goeie oplossing van mijn mollenprobleem, want ze richten onnoemelijk veel schade aan in mijn tuin, wat behoorlijk irritant is. Ja, je hebt mollenklemmen en gif, maar sorry hoor, dat gaat mij echt een brug te ver. Dan maar één blijven met de natuur – ook al is die ongenadig.
Misschien willen mijn keizerskronen me gewoon een lesje geduld leren: ik heb van kenners begrepen dat het kieskeurige planten zijn die er soms jaren over doen voordat ze zich verwaardigen een bloem te laten zien. Het is een beetje als Máxima en Willem-Alexander: daar moeten wij onderdanen ook jaren op wachten voordat we ze een hand mogen geven, en dat maakt het stel natuurlijk des te leuker. Eén keer heeft Máxima mij 1 seconde aangekeken en naar mij gezwaaid, vanuit die smetteloze gouden koets in die smetteloos witte bruidsjurk van haar – wat voor mij een hemels onbevlekt moment was. Moet je nagaan, ik ben niet eens koningsgezind.
Maar ter zake: vind je de keizerskroon ook zo’n mooie plant en houd je net als ik stiekem ook wel een beetje van die stinklucht in je tuin? Dan heb ik nog een geheimtip voor je. De bollen van de keizerskroon zijn indrukwekkend groot, het zijn een soort hamburgers – en ze vragen een speciale behandeling: plant ze op hun zijkant in de grond. Ze hebben namelijk een vrij grote holte, en als daar te lang water in blijft staan, verrotten ze en ben je nog verder van huis dan ik nu ben. Plant ze 20 cm diep en 30 cm van elkaar. En laat me te zijner tijd weten of ze bij jou net zo moeilijk deden als bij mij:-)
TV-tip: Maartens Moestuin
Vergeten jullie morgen, 7 april, niet naar het nieuwe programma van Maarten ’t Hart te kijken? Ik vond zijn moestuincolumns in NRC altijd heel inspirerend en relativerend om te lezen, en heb veel zin zijn programma te gaan volgen.
Het wordt de komende tien weken uitgezonden op maandagavond om 19:20 uur bij de VPRO.
’t Hart laat niet alleen zien hoe de gewassen het best geplant en geoogst kunnen worden maar geeft ook budgettips en leert de kijker verrassende trucs. Hoe kun je bijvoorbeeld slakken om de tuin leiden? Hij laat zien hoe de eigen geteelde gewassen het best snel en eenvoudig bereid kunnen kunnen worden. Tussen het tuinieren door snijdt ’t Hart terloops levensvragen aan en leest hij voor uit zijn eigen repertoire.
Al meer dan dertig jaar kweekt ’t Hart uiteenlopende soorten groenten. Hij leerde het moestuinieren van zijn vader en grootvader en leeft en eet zoveel mogelijk van eigen grond. Dat is volgens ’t Hart de grootste luxe die een mens hebben kan: ‘niks is lekkerder dan een aardappeltje uit de klei in eigen tuin, zo uit de grond op het bord’. Tien weken lang draait elke aflevering om verschillende groenten die gevolgd worden van zaad tot oogst.
Radijs en nieuwe Italiaanse potten
Sorry dames en heren, de afgelopen week heb ik niet geblogd omdat ik het loeidruk had in mijn tuin. April is een heel drukke maand voor een tuinman, echt! Alles kan gedaan worden, zeker nu het zulk uitzonderlijk warm weer is. Ik heb onder andere 3 kuub verse tuinaarde versjouwd, druivenstruiken geplant in mijn kas, urenlang onkruidjes gewied (ik wist niet dat er zoveel in mijn tuin stonden – als ik mijn ogen sluit, zie ik nog steeds kweekgras voor me), ongeduldige zaailingen verpot, verschillende soorten tomaten gezaaid, en yiha! mijn eerste oogst van het jaar binnengehaald: deze fijne, heerlijk pittige, langwerpige radijsjes die luisteren naar de aanlokkelijke naam French Breakfast:
Ze smaakten erg lekker in de sla. Helaas is er een mol onder mijn radijs gaan graven, waardoor ik een deel van mijn oogst ben kwijtgeraakt aan mijn ondergrondse vriend:-(
Gelukkig heeft hij niet alles opgegeten. Kijk, dat vind ik nou weer schappelijk.
Waar ik heel veel plezier in had deze week, waren de Italiaanse terracottapotten (uit Toscane en Venetië, jawel) die ik in ontvangst mocht nemen. Wat zijn ze mooi! En wat gaan ze straks een verschil maken in de tuin, deze elegante eyecatchers.
Ik heb nog geen tijd gehad ze alle vier te vullen, maar één grote pot heb ik al beplant. Omdat ik meteen instant-effect wilde, ben ik naar het tuincentrum gefietst om kant en klare planten te kopen. Ik heb het als volgt gedaan:
1. Ik heb drie soorten planten genomen, elk met een verschillende hoogte, zodat je een mooi display in de pot krijgt: euphorbia (hoog), twee tinten paarsblauwe violen (middelhoog) en lichtblauwe bosviooltjes (laag):
2. Vervolgens heb ik met een hamer een paar oude, gescheurde potten in elkaar gemept. Die scherven heb ik onderin de pot gelegd, zodat hij, als het straks hoogzomer en wekenlang kurkdroog is, zoveel mogelijk water vasthoudt.
3. Daarna anderhalve zak potgrond in de pot gedaan:
4. In het midden de euphorbia – wat een subtiele kleur geelgroen is dat trouwens.
5. Daaromheen 4 groepjes van 3 violen; kennen jullie de Regel Van Drie al? Je ogen vinden het ’t lekkerst als potplanten in groepjes van drie herhaald worden. Dat geeft een prettig ritme waar je hersenen van houden:
6. Daaromheen weer groepjes van 3 kleine bosviooltjes:
7. En toen natuurlijk lekker veel water gegeven. Wel twee gieters vol.
Meteen kreeg ik “oh’s en “ah’s” van mijn overbuurvrouwen Puck en Marion, die toevallig in de buurt waren en een steelse blik over de schutting wierpen. ‘Hé gelukkige tuinman! Wat zijn je bloemen mooi!’ riepen ze bijna gelijktijdig. Kijk, daar doe je het dus voor:-)
Vroege tulpen
Zijn ze niet geweldig, deze tulpen? Ik was blij verrast toen ik van de week in mijn tuin kwam en ze voor het eerst zag bloeien. Wat zijn de tulpen vroeg dit jaar! Vorig jaar rond deze tijd hadden ze alleen een klein stukje blad bovengronds, zoals je hieronder kunt zien op de foto die ik vorig jaar op 7 april maakte:
Dit is trouwens een van de warmste hoekjes in mijn tuin: veel zon en beschutting. Narcissen komen eerder op en zijn ook fijn, maar als ik de tulpen zie uitkomen, maakt mijn hart een extra sprongetje. Ik loop er in de lente vaak even langs, want die felrode kleur blijft gewoon genieten. Ik kan me voorstellen dat ze in de 17e eeuw in een tulpenmanie belandden, de tulp is echt een schitterende plant. Als je even stil staat en er goed naar kijkt, zie je pas goed hoe elegant van vorm ze zijn, en hoe intens van kleur. En dan die magische binnenkant van de bloem, en dat ze ’s middags om een uur of drie alweer dichtgaan: wat geweldig allemaal.
TIP voor als je tulpen straks uitgebloeid zijn: haal de bloemen eraf en laat de steel en het blad staan. Het ziet er misschien een beetje wreed uit, maar het is beter voor de bollen. Alle energie van de zon gaat dan namelijk via de steel en het blad in de bollen zitten, waardoor je tulpen volgend jaar extra mooi zullen bloeien. Ik heb deze bollen vier jaar geleden geplant en in de grond laten zitten. Tot nu toe zijn ze elk jaar weer opgekomen.
Planten delen
Nog veel leuker dan planten kopen in het tuincentrum, is ze delen met andere tuiniers. Gisteren was ik de gelukkige: tijdens een bezoekje aan mijn moeder in Hippolytushoef gingen we langs bij haar nicht Diny, die tegen mijn moeder had gezegd dat ze graag een paar planten in haar tuin voor me wilde afsteken.
Diny is 72 en heeft een tuin waar je u tegen zegt: achter haar huis strekt zich een lange lap grond uit waar geen einde aan lijkt te komen. Haar tuin is ooit aangelegd door haar man Klaas. Sinds hij een aantal jaar geleden overleed, ontfermt zij zich er nu over – met volle overgave. Aan de planten, die er fier bij stonden op deze frisse lentedag, zag je meteen dat Diny ze met grote zorg behandelt: ze hebben er duidelijk zin in bij haar. Halverwege de tuin staat een kunstwerk in een prieel dat is begroeid met een druivelaar. Daar ligt de as van Klaas – midden in de tuin die altijd zijn grote passie was.
Toen we aankwamen, vonden we Diny achterin haar tuin. Ze is elke dag aan het tuinieren, vertelde ze. ‘Ik vind het heerlijk, lekker mijn handen gebruiken. In mijn tuin vergeet ik alles en kom ik tot rust.’ Ze lachte: ‘Haha, en ik hoef zo ook niet naar de sportschool.’
Ze pakte de hooivork erbij en lichtte hier en daar van alles uit de grond: vlier, prikneus, hortensia, en nog meer moois waarvan ik de namen nog ga opzoeken. ‘Ik weet helemaal niks van plantennamen en eigenschappen en ziektes,’ vertelde ze, ‘ik tuinier gewoon op gevoel.’
Met een stuk of vijftien planten, in dozen, emmertjes en tassen, nam ik afscheid. Nu ga ik bedenken waar ik ze ga neerzetten. En dan Diny een foto mailen van hun nieuwe thuis. En natuurlijk afwachten of ze het in mijn tuin net zo fijn vinden als bij haar.
Eindelijk 21 maart
Vandaag voel ik me een beetje Jeanne Roos, die de eerste tv-omroepster van Nederland was. Alweer een hele tijd geleden, op 2 oktober 1951, ging zij, stuiterend van opwinding natuurlijk, voor het eerst de lucht in. Ik ga nu ook voor het eerst ‘de lucht in’, en wel met mijn eigen site De Gelukkige Tuinman. Joehoe! De tijden zijn veranderd sinds die eerste tv-uitzending, maar het gevoel van ‘voor het eerst de lucht in gaan’ is vast nog heel erg hetzelfde gebleven, schat ik zo in.
Een lichte tinteling, vergelijkbaar met verliefdheid, stroomt vandaag door mijn aderen; niet alleen vanwege mijn nieuwe site, ook omdat het nu eindelijk 21 maart is: hoera, de lente is begonnen! We staan weer aan de vooravond van een heel tuinjaar dat zich in volle omvang voor ons uitstrekt – ik kan geen hoopvollere dag bedenken voor de start van m’n nieuwe site, die ik boordevol mooie tuinverhalen, tips en inspiratie zal gaan zetten. Graag nodig ik je uit via mijn site mee te leven met de ontwikkelingen in mijn tuin, en ik hoop dat je je laat aansteken door het gelukkigmakende tuinier-virus.
Maar goed, de lente dus: voor mij is die altijd een feest; het feest van het begin. Nieuwe ronde, nieuwe kansen, alles ligt weer open. Dit jaar dwarrelen er allerlei wilde tuinplannen door mijn hoofd. En ik ben ook benieuwd hoe de alliums eruit zullen zien die ik afgelopen herfst verspreid over mijn hele bloemenborder heb geplant. En o ja, wat zal ik doen met mijn nieuwe groenteborder: omzomen met buxus? Of houd ik toch meer van het open karakter dat hij nu heeft? Rondkijkend in mijn tuin mijmerde ik vanmiddag weg in het weifelende lentezonnetje – maar wel in een beschut hoekje, want de wind was vrij hard en een tikkie koud vandaag.
Ook al is de lente vandaag dan officieel begonnen, het voorjaar hangt al veel langer in de lucht. De natuur is dit jaar behoorlijk vroeg – zeker als je het vergelijkt met vorig jaar, toen we tot ver in april werden geteisterd door straffe winden die rechtstreeks uit Siberië leken te komen. In mijn tuin zie ik nu allerlei overblijvende planten blakend van het zelfvertrouwen omhoog schieten; vorig jaar rond deze tijd stonden ze er veel minder florissant voor, en raakten ze flink gehavend door gemene, late vorst. Maar dit jaar liggen ze dus lekker voor op schema. De narcissen zijn zelfs zo vroeg dit jaar (begin januari begonnen ze al dapper hun kop boven de grond uit te steken) dat ik mijn hart voor ze vasthield. Inmiddels staan ze al ruim een week in hun blije goudoranje en witgele glorie, en hebben ze niks meer te duchten. Koene ridders toch, die narcissen, ik hou echt van ze.
De eerste lentedagen zijn voor veel mensen het sein om voor het eerst in maanden weer aan hun tuin te denken, en de eerste bakjes felgekleurde perkplantjes bij het tuincentrum te halen; maandenlang hebben ze hun tuin links laten liggen. Bij mij gaat dat anders. Ik ben meer het type tuinfanaat dat ook in herfst en winter in zijn tuin is te vinden. Kou en sneeuw, modderige plassen en wind, zon en droogte: ze zijn me allemaal even lief. Ik ga erin mee en geniet steeds van het nieuwe. Vaak zeggen mensen in het najaar tegen me: “Heb jij je tuin al winterklaar? Het is nu zeker afgelopen in je tuin, hè?” “Ehm.. nee,” probeer ik dan aan ongelovige ogen duidelijk te maken, “winterklaar maken, daar doe ik niet aan.” Mijn tuin is geen kijkdoos waarvan het schuifje vier maanden dicht gaat. Het is een levend geheel dat steeds verandert en evolueert, en waar ik alle veranderingen op de voet volg – het is de plek waar ik het liefst wil zijn.