Het is altijd een fijn moment: de eerste oogst van het jaar. Ik heb drie weken geleden al spinazie geplukt, dat was echt de allereerste oogst, maar als de eerste vruchten aan je planten hangen, is dat toch een speciaal moment. Gisteren was het zover: ik heb de Aller Eerste komkommer geplukt in mijn kas. Het was zo’n minikomkommertje. Hem dan meteen in je mond stoppen en die heerlijk verse smaak proeven, wat een genot! Buiten ging het feest door…
…ik plukte de eerste peultjes van de staken – die ’s avonds overheerlijk bleken te smaken, nadat ik ze had gekookt. Vooral de peultjes waarvan de erwtjes al wat dikker waren, smaakten zoals ik nog nooit erwtjes heb geproefd. Verbluffend.
Toen ik nog eens goed naar mijn tomatenplanten keek, zag ik dat de eerste tomaten zich al beginnen te vormen.
Ook zo’n geweldig moment: je loopt voorbij je planten en je ziet eerst niks, maar dan kijk je nog eens goed en ontwaar je ineens dat eerste, nog groene tomaatje. En verrek, nog één! Is met geen pen te beschrijven, dat gelukssprongetje in je hart.
De Costoluto Fiorentino is de eerste dit jaar. Ik hoop dat ze net zo lekker smaken als in Italië. Het schijnt dat ze daar beter smaken omdat het psychologisch zo werkt: in Italië ben je met vakantie, je bent blij en kunt de hele wereld aan, en dan smaakt alles voortreffelijk. Toch hoop ik stiekem dat ze uit mijn kas nóg lekkerder smaken.
Author: admin
‘Tomatenplanten zijn net vrouwen…’
‘…Je moet er aldoor achteraan lopen.’
Dat zei Maarten ’t Hart afgelopen maandag in zijn tuinprogramma Maartens Moestuin (elke maandag op Nederland 2, om 19.20 uur, echt een aanrader voor iedereen die van planten en tuinieren houdt).
Ik ben het vaak met de eigenwijze schrijver/bioloog eens, en nu ook weer.
Met aandacht heb ik gekeken naar zijn tomatenaflevering van deze week, want ik ben momenteel ook druk in de weer met tomatenplanten.
De afgelopen winter werd ik de gelukkige bezitter van een heuse tuinkas, waardoor ik dit tuinseizoen voor het eerst in mijn leven tomaten binnen kan verbouwen, plus nog andere kasplanten.
Als het goed is gaat er straks een wereld voor me open en gaan mijn tomatenplanten van de zomer als een tierelier vruchten afwerpen. Tomatenplanten willen het namelijk echt bloedjeheet hebben, anders doen ze amper iets voor je. Vorig jaar had ik tomatenplanten buiten staan, op het meest zonnige plekje in mijn tuin, en nog was mijn oogst slechts een paar schamele handjes tomaten. Binnen is dus echt de beste plek voor ze. En heet dat het kan worden in mijn kas, niet normaal! Temperaturen van 37 graden werden al gehaald bij mij. Soms als je binnenstapt is het alsof je zojuist op Bali bent geland.
Anyway, ik verwacht nu dus dat ze het bij mij goed gaan doen. Maar je weet het nooit. Tomaten zijn hele gevoelige, lastige typetjes. Ze moeten zo ongeveer elke dag water hebben, maar ook weer niet te veel, want ze rotten ook weer snel. Ze groeien tot oneindig hoog en kunnen daardoor niet zelfstandig blijven staan. Je moet ze dus met een stok ondersteunen, of een touwtje aan je dak vastmaken en dat dan om de hoofdstengel cirkelen, zodat ze iets hebben om tegenaan te leunen. Anders knakken ze geheid om en is het einde verhaal. En zo kan ik nog wel even doorgaan over tomatenplanten (haak je nog niet af?): je moet ook de toppen eruit halen wanneer ze wat jou betreft hoog genoeg zijn, anders groeien ze maar hoger en hoger, en gaat alle energie in bladeren en stengels zitten, en niet in die sappige tomaten waar jij de hele tijd op zit te azen. En daarmee zijn we er nog niet: behalve veel water hebben tomatenplanten ook vloeibare mest nodig, minimaal één keer per week. Gebruik bijvoorbeeld vloeibaar zeewier (aangelengd met water). Vinden ze zalig.
Afgelopen januari zaaide ik de eerste tomatenzaadjes, van een soort die al vroeg de grond in kan. In de maanden daarna vertrouwde ik nog een paar andere soorten aan de aarde toe. Ik verpootte de zaailingen zorgvuldig in grotere potjes…
…en inmiddels staan ze keurig in het gelid in kloeke terracottapotten van 27 cm doorsnee, in het rechter gedeelte van mijn tuinkas. Van de week kwam ik mijn kas binnen en wie schetste mijn ontzetting: een aantal planten had van onderen al gele bladeren en verdroogde bloemetjes.. de grond waarin ze stonden bleek kurkdroog. Snel water erbij gedaan dus. Toegegeven: ik had een paar dagen niet naar ze omgekeken. Tja, had Maarten ’t Hart zijn programma maar eerder uitgezonden. Echt mensen, ik kan het niet genoeg benadrukken: tomaten hebben veel TLC (Tender Loving Care) nodig. Altijd meer dan je denkt.
O nee: slakken! (7, slot)
Ik sluit mijn Slakkenweek af met het k-woord waar veel tuinders uiteindelijk (ook ik dus, vorig jaar) toch vaak voor door de knieën gaan, omdat het zoveel gemak geeft: korrels!
Ik bespreek hier drie soorten slakkenkorrels:
1. Standaard korrels. Dit zijn de giftigste, ik zou ze daarom absoluut nooit gebruiken. Ze zijn namelijk niet alleen dodelijk voor slakken, ook voor vogels en zoogdieren. Maar ja, zit je met de situatie dat niks anders helpt in jouw tuin, dan wil je ze misschien toch gebruiken, dat snap ik ook weer. Strooi er dan in elk geval slechts eentje per keer, en leg die ene korrel dan onder een stuk hout of een sinaasappelschil, in de buurt van de planten die je wilt beschermen. Gooi de volgende dag de dode slakken meteen in de vuilnisbak, dan kunnen vogels er niet mee aan de haal gaan.
2. Organic korrels. Bijvoorbeeld die van Ecostyle, die ik vorig jaar (shame on me!) gebruikte. Er zit ijzerfosfaat in, en bepaalde zuren. Sommige van die zuren zijn dodelijk voor aardwormen en andere heilzame bacteriën in je tuinaarde. Toch maar liever niet kopen dus, zou ik zeggen. Of gebruik ze anders, als het echt moet, alleen op de manier zoals ik hierboven aangaf bij de standaard slakkenkorrels.
3. Korrels die zijn gemaakt van… je raadt het nooit: wol! Daar zitten godzijdank geen nare chemicaliën in. Je graaft een gleufje van 10 cm diep rond je plant en legt daar de wolkorrels in. Slakken vinden het niet fijn om over die barrière heen te moeten klauteren. Nadeel: als het regent, vallen je wolkorrels al snel uit elkaar, terwijl je ze dan het meest nodig hebt, want hoe natter het weer, hoe meer slakken er actief zijn. En een ander nadeel: ze zijn vrij duur.
Enfin, dat was het dan: mijn Slakkenweek. Heb ik je met al mijn heftige slakkenverhalen ontmoedigd nog langer gezellig met plantjes in de weer te gaan? Denk je: als dit de harde realiteit is, dan is er geen lol meer aan, dan kies ik subiet een andere hobby? Zeg dan nu alsjeblieft onmiddellijk ‘stop!’ tegen die gedachte. Ik zou je willen adviseren: doe gewoon wat je kunt, en accepteer dat je slakken nooit helemaal zult kunnen uitbannen. Dat zou trouwens ook helemaal verkeerd zijn, want je tuin heeft ook slakken nodig, om al je plantafval af te breken. Mijn groenevinger-buurvrouw Minke zei laatst tegen me: “Probeer gewoon te ZIJN, Edwin, met alles wat er IS in je tuin.” Gelijk heeft ze. En trouwens, die houding komt je van pas in je hele leven. Minke en Boeddha zijn zo gek nog niet.
O nee: slakken! (6)
Weet je wat ik gisteren bij de Coffee Company heb gehaald? Nee, geen trendy Flat White of een Iced Latte, maar lekkere koffieprut! En het was nog gratis ook:-)
Heb je namelijk net als ik last van slakken in je tuin, of misschien op je balkon? Ga dan voor sluitingstijd naar de Starbucks of de Coffee Company bij jou om de hoek, en vraag of je een zak met koffieprut van ze mag hebben. Strooi daarvan een laagje van 3 cm hoogte rond je plantjes. Slakken vinden koffieprut namelijk heel smerig en maken rechtsomkeert. Daaag jongens, tot nooit meer ziens!
Vandaag is het alweer dag 6 van mijn Slakkenweek, en beloofd is beloofd: hier nog een serie tips om je te wapenen tegen slakken:
-Zorg dat er in de buurt van je groente en andere lievelingsplanten zo weinig mogelijk slakkenschuilplaatsen zijn. Slakken zitten namelijk graag in donkere, vochtige hoekjes, zoals in stukjes muur waar het cement een beetje los zit. Wat ze ook hemels vinden, is lang gras. Maai dus minimaal 1 keer in de week – dat vindt je gras trouwens ook heel fijn (ik weet het, er zijn echt leukere dingen te bedenken dan grasmaaien, maar verheug je op het bevredigende gevoel NA het maaien, zou ik zeggen). Slakken zitten trouwens ook graag onder onkruid. Zorg dus dat je geen onkruid in de buurt hebt staan (vooral in de maand voordat je gaat zaaien en planten is dat van belang).
-Mulch je grond met compost. En dan bedoel ik niet dat je de compost door je grond heen mengt, nee, leg het er alleen maar bovenop. Dan krijg je a.) de beste grond voor je planten om in te groeien, en b.) een losse bovenlaag waarin slakken minder makkelijk kunnen voortbewegen. Kijk alleen wel uit dat je niet te veel ongecomposteerde materialen in je compost hebt zitten, dat trekt slakken namelijk juist weer aan. Zet om die reden ook niet je compostbak vlak naast je groenteborders.
-Plant je groente zo veel mogelijk op een zonnige, vrijstaande plek, uit de buurt van schaduwgevende muren en planten met veel blad (daar schuilen slakken namelijk graag onder).
-Kies groentesoorten waar slakken minder van houden, zoals overblijvende groenteplanten (je kunt denken aan aardpeer, asperge, kardoen of palmkool).
-Sluit vrede met het idee dat je onvermijdelijk een aantal planten zult verliezen in je strijd met de slakken. Slakkenellende is nu eenmaal part of the game! Wanneer je aangevreten zaailingen een week of twee geen groei laten zien, kun je er donder op zeggen dat de slakken ze al te veel te grazen hebben genomen. Soms denk je, zoals ik van de week: o, gelukkig, dit plantje is nog niet zo erg aangevreten. Maar vervolgens krabde ik mij op mijn achterhoofd: waarom groeit dit plantje niet? Toen kwam de aap uit de mouw: het plantje bleek geen wortels meer te hebben, en stond als een losse stengel in een bloemenvaas – slakken vreten dus soms ook doodleuk de wortels van je plantjes weg. Het enige wat er dan op zit, is uithuilen en opnieuw beginnen met zaaien.
En dan kun je nog het volgende doen:
Dek zaailingen af totdat ze groot en sterk genoeg zijn om met slakkenvraat te kunnen dealen. Je kunt er bijvoorbeeld omgekeerde bloempotten overheen zetten. Denk er wel aan dat er een gaatje of twee in de bodem van die potten moet zitten, voor het doorlaten van een beetje zonlicht. Haal de pot pas weg als je plantjes genoeg wortels hebben, want vanaf dat moment kunnen ze een beetje slakkengeknabbel meestal wel overleven. Nadeel van de omgekeerde-pottenmethode: je plantjes groeien langzamer en ontvangen weinig of geen regenwater. En, eerlijk is eerlijk: ik heb gemerkt dat er af en toe toch een verdwaalde slak zo’n omgekeerde pot weet binnen te dringen (hoewel ze minder onder terracotta potten zitten en meer onder plastic potten). Anyway, gewoon altijd alert blijven dus.
-Bewater je plantjes alleen ’s ochtends. ‘s Avonds is het grondoppervlak dan opgedroogd, en dus minder aantrekkelijk voor slakken. Of geef je planten in één keer heel veel water, in plaats van elke dag een beetje. Dan zakt het water de grond in, zijn de wortels langere tijd voorzien van vocht, en blijft tegelijkertijd het aardoppervlak langere tijd droog. Wist je trouwens dat verse compost langer water vasthoudt? Nog een reden dus om elk jaar je borders op te hogen met verse compost.
-Laat je aandacht niet verslappen als het zomer wordt en je planten er lekker stevig uitzien. Je hoeft namelijk maar een paar natte dagen te krijgen of je kunt al een enorme slakkenexplosie meemaken. Zorg dus dat er geen puin of hout of rottende plantenresten rond je planten slingeren waar slakken onder kunnen schuilen.
-Inspecteer je planten die lange tijd in je tuin staan, zoals bijvoorbeeld koolsoorten. Vooral onder de onderste, vaak vergeelde bladen, willen nogal eens slakken schuilen.
-Leg koperen ringen rond je planten (of maak ze vast aan de buitenkant van je potten, wanneer je groente in potten kweekt), daar krijgen slakken een elektrisch schokje van, waarna ze vlug de andere kant op kruipen. Let wel op overhangende bladeren, want die gebruiken slakken als brug naar de rest van je plant.
-Sinds kort zijn er nieuwe, ecovriendelijke middeltjes op de markt, zoals ‘Grazer G2’ (www.grazers.co.uk): milieuvriendelijke vloeistof die je op bladeren kunt spuiten, waardoor slakken ze niet meer lekker vinden.
-Of doe wat mijn groenevinger-buurvrouw Minke doet: maak een slakkenval van een stuk oud hout. Het enige wat je hoeft te doen, is een stuk hout in de buurt van je planten leggen. Slakken verschuilen zich daar overdag namelijk graag onder. Til simpelweg om de zoveel tijd het hout op, en je plukt zo een hele slakkenfamilie weg. Volgens Minke heeft ze door haar methode veel minder last van slakken. Zo’n slakkenval spreekt mijn eerdere tip tegen, namelijk dat het met de hand weghalen van slakken de slakkenpopulatie in je tuin juist stimuleert. Tja. Ik zou zeggen: probeer het uit en kijk of het bij jou werkt.
Morgen, tot besluit van mijn Slakkenweek, hét onderwerp waarover tuinders het maar niet eens kunnen worden: slakkenkorrels.
O nee: slakken! (5)
‘Huh, Edwin, wat heb je nu weer in je koelkast liggen?’
‘Wormen!’
‘Get out! Wat vies!’
Nou, dat zit zo: dit is phasmarhabditis hermaphrodita. Oftewel minuscule wormpjes die niets liever doen dan in je slakken kruipen, ze infecteren met een dodelijke ziekte, en ze vervolgens van binnenuit opvreten. In mijn strijd tegen de slakken is niets me teveel, dus heb ik afgelopen woensdag deze wormwezens rond mijn ernstig bedreigde groenteplanten gestrooid.
Maar.. wacht eens even… moet dat niet een gruwelijke dood zijn voor die slakken? Het antwoord is: ja. Sorry dames en heren, ik kan het niet mooier maken dan het is. Maar ja, het is wel een ecovriendelijke aanpak, want je laat de natuur zijn werk doen. ‘Pardon, dit is toch ontzettend wreed om te doen?’, hoor ik nu al mijn collega J. (die vandaag jarig is, gefeliciteerd trouwens!) verontwaardigd roepen – J. doet zelfs geen mug kwaad: die beestjes vangt ze in een kopje, om ze vervolgens buiten verder te laten fladderen. Tja, wreed, wreed… wat is wreed? De natuur IS toch gewoon wreed?
Vandaar dat ik van de week een legertje phasmarhabditis hermaphrodita op mijn slakken heb afgestuurd. Die phasmarhabditissen kun je online bestellen (zie onder) en je krijgt ze, gemengd met een soort kleipoeder en in slapende toestand, thuisgestuurd. Tot het moment van gebruik dien je ze in de koelkast te bewaren, omdat ze anders in de verpakking tot leven komen. Meng ze met 20 liter lauwwarm water en ze worden wakker, en hopsakee, giet de moordenaars maar rond je planten (doe dat binnen een halfuur, anders sterven ze alweer af). Als de grond maar warm en nat genoeg is, slaan ze aan het broeden, en er ontstaat een hele kolonie die zes weken effectief blijft tegen slakken. Je moet het niet op een stralend zonnige dag doen, want die beestjes kunnen niet tegen UV-straling. En let op dat je het wormmengseltje zuinigjes rondgiet, want ik was een beetje te kwistig en bij mij was na 10 vierkante meter de 20 liter dus al op. Nou ja, hopelijk doen de wormen nu dubbel hun best voor me, nu ik ze zo gezellig dicht bij elkaar heb gezet.
Morgen dag 6 van mijn Slakkenweek, met nog meer antislakkentips.
Kooptip: phasmarhabditis hermaphrodita kun je bijvoorbeeld bestellen via www.biocontrole.nl. Een zakje met 6 miljoen wormen is goed voor 20 vierkante meter tuin en kost 20,50 euro.
O nee: slakken! (4)
Vandaag, op dag 4 van mijn slakkenweek: nog meer tips tegen slakken.
-Good old Maarten’t Hart liet het onlangs zien in zijn tuinprogramma: zet verschillende groentes door elkaar in de tuin. Slakken houden namelijk niet even veel van alle soorten planten. Ze worden bijvoorbeeld compleet lyrisch van rode kool, en hebben veel minder met uien. Zet dus geen mooi strak lijntje rode kooltjes neer, dan maak je het je slijmerige vijanden namelijk wel erg makkelijk: ze hoeven dan alleen maar het rijtje af te gaan. Beter is het om tussen je rodekool bijvoorbeeld wat sla te planten, als een soort offer aan de slakken: ze marcheren dan rechtstreeks naar die sla, en laten je rodekool redelijk ongemoeid; die vinden ze namelijk net ietsje minder lekker.
-O ja, en wat heel belangrijk is: blijf vooral kalm. Denk aan het motto van de beroemde Acceptance and Commitment Therapy: verander wat je kunt veranderen en accepteer het onveranderlijke. Kijk dus niet vreemd op als je van de zomer bij het oogsten van een krop sla ineens een handvol slakken te pakken hebt. Nee, blijf gewoon rustig ademhalen en denk: niks aan de hand. Scheur de aangevreten randjes eraf, was je sla goed (maar dat deed je toch al), en eet hem vervolgens gewoon lekker op. Helemaal niks mis met die sla; dat zeiden de slakken immers ook al. ‘Hoe meer slakkenvraat er aan een groenteplant zit, hoe lekkerder die is, want slakken weten wel wat lekker is,’ zei Maarten ’t Hart heel droog in zijn tuinprogramma. Ik ben het roerend met hem eens.
Morgen dag 5 van mijn slakkenblogweek: hoe ik zojuist mijn toevlucht heb gezocht tot minuscule wormpjes, de natuurlijke vijanden van naaktslakken.
O nee: slakken! (3)
Vreedzame coëxistentie: dat is het hoogst haalbare in de strijd tegen slakken in je tuin. Hier nog meer tips voor hoe je zo min mogelijk last hebt van die onvermijdelijke krengetjes:
-Doe er alles aan je planten zo gezond mogelijk te houden: dan heb je de grootste kans dat ze slakkenvraat overleven. Geef ze dus genoeg water. Bescherm ze tegen wind en verbranding van de zon. Zorg dat je tuinaarde mooi los en goed bemest is (gebruik het liefst zelfgemaakte compost van planten die in jouw tuin hebben gestaan – daar doen je planten het ’t best op). En, mind you: zet geen planten in je tuin die niet van het Nederlandse klimaat houden, of die een heel ander type grond lekker vinden om in te wortelen, want die zullen altijd minder gezond en sterk zijn, en dus eerder bezwijken aan slakken-gesnack.
-Zaai niet te vroeg. Slakken zijn namelijk het meest dol op jong, kakelvers blad, en dat moet je zo kort mogelijk ter beschikking stellen. Hoe later je zaait, hoe sneller je planten volwassen en weerbaar zijn.
-Doe alsof je jonge plantjes rekruten zijn die door jou worden klaargestoomd voor het slagveld. Kortom: zorg dat ze straks zo gehard zijn dat ze de vijand kunnen verslaan. Geef jonge plantjes dus geen extra bemesting: dat stimuleert de groei van sappige blaadjes en dunne, slappe steeltjes, en die staan op nummer 1 op de lekkernijenlijst van slakken.
Het is het beste jonge plantjes zo langzaam mogelijk te laten groeien, dan hebben ze niet van dat sappige blad. Geef je zaailingen dus niet teveel water en zet ze niet te warm. Maar wees ook weer niet al te spartaans voor je nieuwe plantjes, want dan raken ze gestresst en zijn ze eerder een slakkenprooi. Denk je nu: jemig, wat een gedoe? Okay, ik geef toe: dit is hogere wiskunde. Maar ja, je moet maar zo denken: leren doe je met vallen en opstaan. Morgen deel 4 van mijn slakken-saga.
O nee: slakken! (2)
Ok, hoe doe je dat dan, je slakken-IQ verbeteren? Hier zijn alvast mijn eerste tips (de komende vijf dagen volgen er nog veel meer, want het is Slakkenweek!):
-Verwelkom zo veel mogelijk dieren in je tuin. Padden, eenden, egels, vogels: allemaal verorberen ze graag een slaksnack. Je dierenvrienden zullen je dankbaar zijn, en jij kunt weer leuk naar hún kijken in je tuin.
-Spit in de winter je aarde om: daarmee hak je slakken in tweeën of komen ze bovengronds te liggen, waardoor je de tafel dekt voor rondcirkelende vogels die in de winter extra hongerig zijn.
-’s Avonds met een zaklantaarn op slakkenjacht gaan is niet echt een goed idee, is mijn ervaring. Slakken zijn weliswaar ’s nachts actief en je kunt ze dan goed bij hun lurven grijpen, maar wees gewaarschuwd: echt veel helpen zal het niet. Ten eerste kost zo’n slakkenjacht je ongelooflijk veel tijd, want gemiddeld slijmwaggelen er maar liefst 200 slakken per vierkante meter door een doorsneetuin! En sterker nog: wanneer je een x-aantal slakken weghaalt, stimuleer je de groei van de slakkenpopulatie. Jonge slakjes hebben namelijk een sensor voor het aantal slijmsporen van volwassen slakken, en zodra ze merken dat er minder van die sporen zijn, groeien ze als kool, en ben je dus in no-time de niet-zo blije eigenaar van een florerende slakkenkwekerij.
Morgen meer slakkentips.
O nee: slakken! (1)
Ik was er al bang voor en ja hoor, het is weer zover: het slakkenleger is in vol bedrijf in de tuin. Hele brigades slijmende vreetmachines toveren mijn pas geplante sla, rodekool-, augurk- en courgetteplantjes binnen één nacht rechtstreeks naar de plantenhemel. Vandaag een frisgroen, veelbladig slaplantje in de aarde gezet betekent soms morgen al een paar zielig overblijvende bladnerfjes: daar komt dat slaplantje dus nooit meer overheen. Het is om te huilen zo erg.
Deskundigen zeggen dat de afgelopen milde, natte winter dit tuinseizoen voor een extra explosie aan slakken gaat zorgen. Daarom roep ik de komende week uit tot Slakkenweek: elke dag zal ik een post schrijven over wat er allemaal wel en niet tegen slakken is te doen.
Laat ik beginnen te zeggen dat de slak op dit moment zo ongeveer het meest besproken thema onder tuinmannen en -vrouwen is. Dit voorjaar heb ik alweer in veel trieste ogen van plantliefhebbers mogen blikken: hadden ze net hun zorgvuldig gekweekte plantjes neergezet en, ach en wee, toen kwamen de slakken…
Als je op online fora kijkt, gaat het al-tijd over slakken (ok, ik overdrijf nu, maar in dit geval mag dat, vind ik – slakken zijn voor een tuinman Echt Officieel Afschuwelijk.) Iedereen rolt op internet over elkaar heen met zijn of haar heilige oplossing: ‘Bekertjes met bier ingraven, daar vallen ze in en dan verdrinken ze,’ zegt de een. ‘Scherpe steentjes, gecrushte eierschalen en schelpen, daar kruipen ze niet overheen,’ zegt de ander. Nou, dames en heren: het bier drink ik liever zelf op, en al die andere methodes werken ook niet al te best. Ik heb ze allemaal al eens uitgeprobeerd, met matig succes.
Al die hysterie rond het plakkerige leger heeft natuurlijk een reden, want, hou je vast: er bestaat geen zaligmakende remedie tegen de slak. “Gewoon slakkenkorrels strooien, dan ben je er in één keer vanaf,” zegt mijn vriend de apotheker. Tja, hij is dan ook gifmenger van beroep, én hij gaat altijd voor praktisch – ook als het milieu daaronder lijdt; dat maakt hem geen snars uit. Maar ik zit eerlijk gezegd toch een beetje anders in elkaar. Toegegeven, ook ik heb mezelf vorig jaar, verkerend in een toestand van redelijke paniek, ernstig verlaagd tot het gebruik van slakkenkorrels (oeps, ik raak nu meteen -tig lezers kwijt, sorry guys). Maar klik nu niet meteen weg, alsjeblieft: dit jaar beloof ik plechtig dat ik het zonder gevaarlijke stoffen zal doen. Daar zijn redenen te over voor, zoals:
-slakkenkorrels zijn ontegenzeggelijk schadelijk voor de ecobalans in je tuin
-de ratten vreten ze op
-die verdomde korrels smelten weg in de regen
-en ze zijn ook nog eens peperduur: na tien keer strooien zijn je bloemkooltjes straks ook tien keer duurder dan in de biowinkel.
Wat-o-wat ga ik dit jaar dan tegen slakken doen? Ik hou het nog even spannend: morgen vertel ik je er graag meer over.
En o ja, vergeet vanavond niet naar de volgende aflevering van Maartens Moestuin te kijken! 19:20 uur op Nederland 2.
Wat zet ik op mijn balkon?
“Welke planten moet ik toch in vredesnaam op mijn balkon zetten?” Die vraag krijg ik regelmatig van vertwijfelde stadsbewoners. “Op welke windrichting staat je balkon?” is dan altijd mijn eerste vraag, en de tweede: “Hoeveel zon en wind heb je daar?”
Want dat zijn de eerste dingen waar je op moet letten voordat je een plant toevertrouwt aan het microklimaat van je balkon – wat een wereld op zich is. Sommige planten raken totaal overstuur van de hele dag felle zon, terwijl anderen juist knetterdepressief worden van teveel schaduw.
De volgende vraag die ik meestal stel, is: “Wat ben je zelf eigenlijk voor type?” Want als je een zonnig balkon hebt en van zonaanbiddende dahlia’s houdt, moet je tamelijk consciëntieus van aard zijn: je zult ze echt regelmatig water moeten geven – op sommige zomerse dagen wel twee keer per dag. Plantenouder zijn is dus net zoiets als een hond hebben die elke dag moet worden uitgelaten: je moet er maar zin in hebben. Overigens zijn er nog veel meer dingen waar je op kunt letten bij het bepotten van je balkon, wat een hele wetenschap op zich is. Het zou een beetje te veel worden als ik daar nu allemaal op zou ingaan; graag doe ik dat in latere posts deze zomer.
Bovenstaande foto heb ik deze week gemaakt op het balkon van mijn buurman Loek.
Loek heeft de beplanting van zijn balkon grondig aangepakt. Hij heeft een hoveniersbedrijf ingehuurd dat weer een staalbedrijf inhuurde dat een grote balkonbak-op-maat voor hem fabriceerde. De bak is gemaakt van een speciaal soort staal, cortenstaal geheten (ijzer waaraan koper, fosfor, silicium, nikkel en chroom zijn toegevoegd, om precies te zijn). Het bijzondere van cortenstaal is dat het door de inwerking van het weer een bruine roestkleur krijgt, waardoor Loeks balkon er straks, over een jaartje, heel hip zal uitzien.
Loek heeft lang op zijn chique plantenbak moeten wachten (hij bestelde hem al in november, en pas afgelopen week kreeg hij hem), maar het resultaat is er naar: een stoere bak over de hele breedte van zijn balkon. Het gelikte zit hem niet alleen in dat hippe cortenstaal dat heel goed past bij de architectuur van het flatgebouw waar we wonen, maar ook in de onderkant van de bak, vind ik: die is speciaal in een wigvorm gemaakt, zodat de bak qua vorm precies aansluit op de dakvormige bovenkant van de balkonrand:
Toen de bak afgelopen week werd geplaatst en er nog geen planten in stonden, moest Loek wel even wennen. De bak leek een beetje op een doodskist, vond hij. Maar toen kwamen de plantjes erin en nu is die associatie weg. De hoveniers hebben slimme keuzes gemaakt qua planten, want Loeks balkon ligt op het noordwesten, krijgt geen zeeën van zon, en het kan er op winderige dagen behoorlijk spoken. Er staan laurierkers in, en een sterke grassoort, en japanse esdoorn – allemaal stoere jongens die tegen een stootje kunnen.
Nu ziet het er nog een beetje aangenaaid uit, maar als de planten straks over de rand gaan groeien, zal het mooi natuurlijk gaan ogen. Dan heeft Loek z’n eigen minituintje dat een harmonieus geheel zal vormen met de gemeenschappelijke binnentuin die aan zijn balkon grenst.